Pola, eene stad in het Oostenrijksche kroonland Istrië, ligt aan de zuidspits van het Istrische schiereiland en heeft eene ruime en veilige haven. Zij is eene zeevesting van den eersten rang, eene oorlogshaven en een centraalpunt der Oostenrijksch-Hongaarsche oorlogsmarine. Zij is voorts de hoofdplaats van een arrondissement, dat op nagenoeg 13 geographische mijl 34000 inwoners telt. Zij heeft goed geplaveide straten, eene waterleiding, gasverlichting, is sedert 1876 door een spoorweg naar Divalza met het binnenland verbonden en telt, behalve een garnizoen van 5000 man, ongeveer 11000 ingezetenen.
Vóór den mond der haven liggen er de Brionische eilanden, welke met het vaste land het breede kanaal van Fasana vormen, hetwelk de vóórhaven der vloot is. De eigenlijke haven is in 2 kommen verdeeld en in de binnenhaven verheft zich het eiland Scoglio Olivi. Daartegenover verrijst op den zuidelijken oever de oude stad aan den voet van een heuvel, die ten tijde der Romeinen het kapitool torschte en thans met een kasteel uit de 17de eeuw is gekroond. Daaromheen strekken de nieuwe stadswijken zich uit. Men vindt er dokken, werven en verdere werkplaatsen voor marinezaken. Langs den oever der zee is een groot tuighuis gebouwd, en daarachter bevindt zich eene in 1860 aangelegde wijk, San Policarpo genaamd, met een fraai park en een gedenkteeken ter eere van aartshertog Maximiliaan. Tusschen de oude stad en laatstgemelde wijk verheft zich de Monte Zaro met eene sterrewacht, eene boekerij enz., en vóór het bibliotheekgebouw breidt een park zich uit met het prachtige monument van admiraal Tegetthof. De heuvels rondom de haven zijn met sterke forten gekroond.
Tot de merkwaardige gebouwen der stad behooren: de Dom (uit de 15de eeuw), het gouvernementsgebouw, het stadhuis, eene groote infanteriekazerne, een schouwburg en een marine-casino. Voorts heeft men er onderscheidene inrigtingen van onderwijs en eene aanzienlijke scheepvaart. In 1875 z{jn er 2603 schepen binnengeloopen met eene laadruimte van 372554 ton. Men heeft er nog merkwaardige overblijfselen uit den tijd der Romeinen; de thans vrij staande Porta aurea is een prachtige triomfboog, door Salvia Posthuma ter eere van haren gemaal, den tribuun Sergius Lepidius, gesticht, toen hij zegepralend uit Illyrië terugkeerde; deze boog is van binnen rijk met basreliéfs en boven den boog met 2 Victoria’s, en met Corinthische zuilen versierd. Voorts heeft men er de Porta Ercole (Hercules), een ouden, schuinschen boog, — dan de Porta gemina (Jovia), terwijl zich aan het noordoostelijk uiteinde der stad het Nymphaeum, eene waterbron, bevond, thans met eene pomp gedekt. Eindelijk heeft men er een vermaard amphitheater, een ovaal ter lengte van 137,4, ter breedte van 160,5 en ter hoogte van 24 Ned. el, met 2 gaanderijen, ieder van 72 bogen, van welke echter in de onderste rij 32 geheel of gedeeltelijk zijn ingestort. Het is van witten kalksteen opgetrokken, doch de zitbanken zijn door den Franschen ingenieur Delville bij het bouwen van het kasteel gebruikt. Het groote plein van Pola is het oude forum.
In zijn noordwestelijk gedeelte bevond zich het comitium, eenige trappen hoog, en aan beide zijden voorzien van gelijke tempels, van welke de eene met het opschrift: „Romae et Augusto” vrij goed bewaard gebleven is. Zijn voorportaal rust op 6 Corinthische zuilen en men bewaart er de aldaar gevondene opschriften. — Volgens de sage werd Pola reeds in 1350 vóór Chr. gesticht door de Colchiërs, die Jason vervolgden. De Romeinen veroverden haar in 178 vóór Chr. en schonken aan de inwoners het burgerregt. Augustus deed baar verwoesten, omdat zij in den burgeroorlog de partij van Pompejus gekozen had, maar herstelde haar op verzoek van zijne dochter Julia, waarna zij den naam van Julia Pietas ontving, tot hoofdstad van Istrië verheven en met Romeinsche kolonisten bevolkt werd. Vooral werd zij begunstigd door keizer Septimius Severus, die te voren stadhouder van Illyrië was geweest.
In die dagen droeg zij den fleren naam van Republica Polensis en telde volgens sommigen 50000 inwoners. In de middeneeuwen werd zij in 1148 door de Venetianen, in 1192 door de Pisanen en daarna wederom door de Venetianen veroverd. Ten gevolge van een opstand werd zij in 1267 nogmaals verwoest. Dit treurig lot viel haar wederom ten deel in 1379, nadat de Genuézen in een zeeslag de overwinning hadden behaald op de Venetianen. In 1797 eindelijk werd zij bij Oostenrijk gevoegd.