Pisblaas (De) dient tot vergaderplaats der door de nieren afgescheidene urine, welke laatste van tijd tot tijd geloosd wordt door zamentrekking van het spiervlies der blaas. Deze ligt in het voorste gedeelte van het bekken, achter de schaambeentakken en de scbaambeengeleding.
Men onderscheidt het bovenste, breede, naar den buikwand gerigte gedeelte (den blaasgrond), het middenste gedeelte (het ligchaam) en het onderste, opene, naauwere gedeelte (den hals), hetwelk in de pisbuis overgaat. Het onderste gedeelte van den achtersten blaaswand is doorboord van de beide pisleiders, dunne buizen, die de urine van de nieren naar de blaas brengen. De pisblaas bestaat uit 3 vliezen, de buitenste of spierlaag, de slijmvlieslaag en de epitheliumlaag. Daarenboven wordt het achterste, derde en bovenste deel der pisblaas bekleed met het buikvlies.
Van de ongesteldheden der pisblaas vermelden wij: Blaas-ontstekinq (cystitis), in een ligten graad ook wel koude op de blaas geheeten. Zij kan ontstaan door eene zich derwaarts uitstrekkende hevige ontsteking der pisbuis, alsmede door den prikkel van vreemde stoffen op het slijmvlies der maag, bijv. bij het gebruik van jong bier en van sommige geneesmiddelen, voorts door de aanwezigheid van pissteenen of door het menigvuldig gebruik van den katheter. Welligt komen met dezen laagbewerktuigde voorwerpen in de blaas, die er in de urine eene alkalische gisting veroorzaken. Zulke urine werkt als een sterke prikkel op het slijmvlies en veroorzaakt hier onsteking. Het slijmvlies wordt vervuld met bloed, en er heeft eene aanmerkelijke afscheiding van slijm plaats, ja, somtijds ontstaan er bloeduitstorting en ettervorming. Met eene ontsteking der blaas is steeds hevige pijn verbonden; er bestaat drang tot gedurige urineloozing, en deze is zeer pijnlijk. Wordt ook het spiervlies door ontsteking aangetast, dan is verlamming der blaas daarvan het gevolg. Eene acute blaasontsteking kan spoedig en volkomen genezen, maar eene chronische is levensgevaarlijk, — althans zoo hare oorzaak niet wordt weggenomen.
— Voorts vermelden wij de blaaskramp, die zich met verschillende verschijnselen vertoont naar gelang de sluitspier of de persspier der pisblaas door kramp is aangedaan. In dit laatste geval gevoelt de lijder een gestadigen drang op het water, zoodat hij moeite heeft het te houden, terwijl hij het vaak slechts droppelsgewijs loozen kan. Lijdt daarentegen de sluitspier aan krampen, zoo kan hij slechts met moeite de urine loozen of ook wel in het geheel niet (ischuria spastica). Zijn genoemde deelen beide aan krampen onderhevig, dan ontstaat een zeer pijnlijke toestand, waarin de lijder een hevigen drang gevoelt tot urineloozing en tevens met geene mogelijkheid aan dien drang kan voldoen. Doorgaans zijn de aanvallen van blaaskramp van korten duur. Als geneesmiddelen worden warme baden, lavementen en het gebruik van opiumpraeparaten aanbevolen.
— Wijders gewagen wij van verzweringen van de blaas, vooral van blaaskanker, die maanden kan duren zonder uitzigt op herstel, — en eindelijk van onwillekeurige urineloozing (incontinentia urinae), het gevolg van eene beleediging of van eene verlamming der blaas. De eerste heeft weleens plaats bij eene moeijelijke verlossing, en de tweede zoodra de verlamming der blaas zich uitstrekt tot hare sluitspier. Heeft deze al hare veerkracht verloren, dan vloeit de urine gestadig droppelsgewijs weg en de lijder heeft geenerlei gevoel van aandrang (enuresis passiva). Het kan echter ook zijn, dat de blaas nog eene zekere hoeveelheid urine bewaren kan, maar dat dan ook de urine tegen den wil van den lijder wordt geloosd (enuresis activa). Deze ongesteldheid is moeijelijk te genezen. — Omtrent den steen raadplege men Pisbezinkselen.