Picard. Onder dezen naam vermelden wij :
Jean Picard, een verdienstelijk sterrekundige, geboren den 21sten Julij 1620 te La Flêche in Anjou. Hij werd prior te Rillé, voorts bij de stichting van de Académie te Parijs lid van dit ligchaam, en overleed den I2den julij 1682. Hij was een leerling van Gassendi en heeft vooral een goeden naam verworven door eene graadmeting tusschen Malvoisine en Amiens (1669—1670). Hij schreef: „La mesure de la terre (1671)”.
Louis Bénoît Picard, een Fransch blijspeldichter. Hij werd geboren te Parijs den 29sten Julij 1769, leverde reeds vroeg het blijspel: „Le badinage dangereux” en werd eerlang een vermaard tooneeldichter. Tevens schitterde hij als acteur op het Théâtre Français en werd in 1800 directeur van het Théâtre Louvois. In 1807 belastte Napoleon 1 hem met de directie van de groote opera, en in 1816 aanvaardde hij die van het Odéon, verliet vervolgens het tooneel, en overleed den 31ste December 1828. De beste stukken van zijne hand zijn: „La petite ville”, — „Les provincaux à Paris”, — „Les amis de collège”, — en vooral: „Médiocre et rampant”. Zij onderscheiden zich door levenslustigheid en geestigheid van dialoog. Zijne „Oeuvres” werden in 1821—1822 in 10 deelen uitgegeven. Na zijn dood verscheen nog zijn „Théâtre républicain (1832, 2 dln)”.
Louis Joseph Ernst Picard, een Fransch staatsman, geboren te Parijs den 24sten December 1821. Hij werd in 1844 advocaat, voegde zich bij de republikeinsche partij, streed tegen het tweede Keizerrijk, werd in 1856 lid van het Wetgevend Ligchaam, behoorde daarin tot het beroemde vijfmanschap en onderscheidde zich als een schitterend redenaar, terwijl hij het stelsel van verkwisting, door de regéring gevolgd, aan de kaak stelde. In September 1870 onder de regéring der Nationale Verdediging werd hij minister van Financiën; van Februarij tot Mei 1871 was hij onder Thiers minister van Binnenlandsche Zaken. In 1871— 1873 was hij gezant te Brussel en tevens tot 1876 lid van het linker centrum in de Nationale Vergadering. In 1876 werd hij lid van den Senaat voor levenslang, en overleed den 13de Mei 1877.