Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Petsjenégen

betekenis & definitie

Petsjenégen is de naam van een woest en zwervend volk van Turkschen stam, dat zich zelf Kangli of Kangar noemt. Het woonde aanvankelijk ten noorden van de Caspische Zee tusschen de Wolga en de Jaïk en was door eerstgenoemde rivier van de Chazaren gescheiden, terwijl het ten zuiden en zuidoosten de Oezen tot buren had. De Petsjenégen vervulden van de 9de tot de 11de eeuw eene belangrijke rol in de geschiedenis van Europa.

Omstreeks het jaar 870 werden zij door de vereenigde Chazaren, Oezen en Sla wen uit hun land verdreven, trokken naar de hedendaagsche Ukraine, veroverden Bessarabië, Walachije en Moldavië en vielen in 883 tusschen de Don en de Dnjestr in het land der Hongaren, zoodat deze naar Siebenbürgen en Pannonië moesten trekken. Het rijk der Petsjenégen strekte in die dagen zich uit van de Don tot aan de Aloeta in Siebenbürgen, en zij waren in 8 stammen verdeeld. Later was inzonderheid het Byzantijnsche rijk aan hunne aanvallen blootgesteld, en van de Byzantijnsche Keizers ontvingen zij voorts geld, om de Hongaren en Boelgaren en vooral de Russen in toom te houden. Laatstgenoemden echter zochten desgelijks hunne vriendschap te verwerven; de Russische grootvorst Igor sloot in 944 met hen een verbond, en in 970 trokken zij met de Russen onder Swaetoslaw tegen Byzantium te velde, maar werden door de Keizerlijke benden geslagen. In 1010 deden zij een inval in Boelgarije en Thracië, in 1028 strekten zij hunne strooptogten uit tot aan Thessalonica, in 1048 veroverden zij een groot gedeelte van Boelgarije, in 1049 trokken zij over de Donau, maar in 1091 leden zij eene gevoelige nederlaag, die vooreerst een einde maakte aan hunne rooftogten. Ten tijde der Kruistogten waren zij in Servië en Boelgarije gevestigd, waar zij den doortogt der Kruisvaarders vaak niet weinig bemoeijelijkten. In de 12de eeuw hadden zij een klein gedeelte van Siebenbürgen in bezit. Toen echter waren zij reeds grootendeels schatpligtig aan de Magyaren, met wie zij zamensmolten, zoodat zij in de 13de eeuw geheel en al uit de geschiedenis verdwenen.

< >