Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Peloponnésus

betekenis & definitie

Peloponnésus (De) of het Eiland van Pelops, thans Moréa geheeten, is het zuidelijke Grieksche schiereiland, hetwelk door de landengte van Corinthe in verband staat met het vaste land en de gewesten Arcadië, Achaia, Elis, Messenië, Laconië, Argolis en Corinthe omvat. De weleer digt begroeide en van talrijke rivieren doorsneden bergen, welke er zich verheffen, gaven aan het land een woest voorkomen, en daar men er alleen in Argos, Sparta, Messenië en Elis vrij groote vlakten aantrof, legden de bewoners er zich meer toe op de veeteelt dan op den landbouw. Dewijl voorts de kusten sterk zijn ingesneden, was dit schiereiland uitmuntend gelegen voor de zeevaart, waarmee men zich echter alleen te Corinthe met voldoenden ijver bezig hield. Het aantal inwoners van den Peloponnésus in den tijd der Perzische oorlogen tot aan Alexander de Groote wordt geschat op ruim 1 millioen.

De oudste inwoners van den Peloponnésus waren, behalve de vroeger aldaar reeds gevestigde volken (Cauconen, Cynuriërs, Azanen, Epeiërs en Lelegers), hoofdzakelijk uit het Oosten over de zee derwaarts verhuisde Pelasgers, weshalve het ook Pelasgia werd genoemd. De oorspronkelijke zetel der Pelasgers was Argos, de oudste stad van het schiereiland, weshalve de Attische treurspeldichters het geheele land weleens met dien naam bestempelen. Het levendig verkeer, dat Argos met het Oosten onderhield, wordt in de sage voorgesteld door de mededeeling, dat Danaus uit Egypte en Pelops uit Klein-Azië derwaarts trokken. Naar laatstgemelde, den stamvader der Atriden, werd het schiereiland genoemd. Op een niet met juistheid te bepalen tijdstip kwamen er de Achaeërs en vestigden er zich in het oostelijk en zuidelijk gedeelte, namelijk in Argolis, Laconië en Messenië, terwijl in het noorden, in Achaia, de loniërs een verblijf vonden, en het overschot der aloude Pelasgische bevolking nog lang in het midden des lands, in Arcadië, zijne onafhankelijkheid handhaafde. Er ontstond een nieuwe staat van zaken bij de komst der Doriërs onder aanvoering der Heracliden (1104 vóór Chr.). De Doriërs namelijk onderwierpen de Achaeërs en stichtten, op grond van het aantal nakomelingen van koning Aristómachus, 3 rijken: Argos viel ten deel aan zijn oudsten zoon Temenus, Messenië aan den tweeden zoon Cresphontes en Laconië aan zijne minderjarige zonen Eurysthenés en Proclés. Vandaar breidde de heerschappij der Doriërs zich uit over Corinthe, Sicyon en Megara. Van de Achaeërs bleef een gedeelte onder den naam van schatpligtige perioecen onder het bewind der veroveraars achter, en een ander gedeelte trok op tegen de loniërs in het noorden van den Peloponnésus en nam het land in bezit over den naam van Achaia, terwijl de loniërs over Attica naar Klein-Azië verhuisden.

In Elis eindelijk, waaruit de Neliden verjaagd waren, smolten de oorspronkelijke bewoners zamen met de Aetoliërs, die ten tijde van de landverhuizing der Doriërs onder Oxylus derwaarts waren getrokken. In dien toestand bleef de bevolking van den Peloponnésus tot aan den tijd der Romeinen bestaan, namelijk als eene verzameling van verschillend georganiseerde en zelfstandige Staten, die schoon oppervlakkig door den band der gemeenschappelijke afstamming en taal verbonden en door het overwigt van den Dorischen invloed bijeen gehouden, steeds bedacht waren op het bevorderen hunner afzonderlijke belangen, een gewapenden vrede handhaafden of tegen elkander, gedeeltelijk tegen stamgenooten in het noordelijk gedeelte van Griekenland, maar bovenal tegen het magtige Athene, dat het Ionische beginsel vertegenwoordigde, ten strijde trokken. Aan het hoofd dezer Staten bevond zich tot aan den slag bij Lenetra de militaire Staat Sparta met Messenië, welk laatste na hardnekkigen tegenstand geheel en al in de magt was geraakt van eerstgenoemde. De overigen, door hunne splitsing in talrijke kleine, onafhankelijke Staten en steden en door onderlingen naijver verlamd, vormden wel is waar te zamen en met Sparta vereenigd, zooals in den Peloponnésischen Oorlog, eene aanzienlijke magt, maar hadden afzonderlijk op staatkundig gebied weinig te beteekenen. Sedert den bloei van het Achaeïsch Verbond werd het de gewoonte, om aan alle inwoners van den Peloponnésus den naam van Achaeërs te geven; de Romeinen noemden geheel Hellas Provincia Achaia. Alleen Corinthe was door zijn rijkdom en door zijne vloot en Argos als tweede landmogendheid door zijne sympathie voor Athene eenigzins in staat om Sparta in toom te houden. Zie voorts onder Moréa en Griekenland.