Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Pückler-Muskau

betekenis & definitie

Pückler-Muskau (Herman Ludwig Heinrich, prins von), een verdienstelijk schrijver, geboren den 30sten October 1785 te Muskau in de Lausitz, studeerde te Leipzig in de regten, trad vervolgens in krijgsdienst, nam als ritmeester zijn ontslag en volbragt eene reis over Weenen naar Frankrijk en Italië. In 1811, bij het overlijden zijns vaders, kwam hij in het bezit van de heerlijkheid Muskau en van een aanzienlijk vermogen. In de eerste plaats verfraaide hij zijn kasteel, trad voorts in 1813 weder in dienst, werd majoor bij het Russische leger, daarna adjudant bij hertog August van SaksenWeimar en onderscheidde zich vooral in de Nederlanden. Weldra zag hij zich bevorderd tot luitenant-kolonel, hield zich bezig met het oprigten van een regiment jagers en was gouverneur te Brugge.

Na den vrede keerde hij tot het ambteloos leven terug en vertoefde in Engeland. Nadat hij voorts te Muskau een prachtig park had doen aanleggen, woonde hij bij tusschenpoozen te Dresden en te Berlijn. In 1817 trad hij in het huwelijk met eene dochter van den staatskanselier prins von Hardenberg, maar deed zich in 1826 van haar scheiden. In 1828 reisde hij op nieuw naar Engeland en bleef aldaar en in Frankrijk langer dan een jaar. Na zijn terugkeer zette hij de verfraaijing van Muskau voort en schreef: „Andeutungen über Landschaftsgärtnerei (1834)”.

Later volbragt hij langdurige reizen in Noord-Afrika en Vóór-Azië. Na zijn terugkeer woonde hij weder te Muskau, doch verkocht in 1845 deze heerlijkheid aan prins Frederik der Nederlanden en vestigde zich vervolgens op verschillende plaatsen in Duitschland en Italië, waarna hij het kasteel Branitz bij Kottbus tot zijne vaste woonstede koos. Hij deed ook hier een prachtig park aanleggen, en overleed er den 4den Februarij 1871. Van zijne geschriften vermelden wij nog: „Briefe eines Verstorbenen (1830—1831 en later, 4 dln;”, — „Tutti Frutti, aus den Papieren des Verstorbenen (1834, 5 dln)”, — „Jugendwanderungen (1835)”, — „Semilasso’s vorletzter Weltgang (1835, 3 dln)”, — „Semilasso in Afrika (1836, 5 dln)”, — »Der Vorläufer (1838)”, — „Südöstlicher Bildersaal (1840, 3 dln)”, — „Aus Mehemed Ali’s Reich (1844, 3 dln)”, — „Die Rückkehr (1846—1848, 3 dln)”, — en de na zijn dood uitgegeven „Briefwechsel und Tagebücher (1273—1876, 9 dln)”. Zijne werken onderscheiden zich door een schitterenden stijl, die echter dikwijls een beuzelachtigen inhoud bedekt.

< >