Patroclus, volgens de Grieksche sage een zoon van Menoetius en van Sthénelus en een boezemvriend van Achilles, met wien hij te Phthia bij Peleus werd opgevoed, vergezelde hem naar Troje, maar hield zich geruimen tijd verwijderd van het strijdgewoel. Eerst toen de Grieken zich in nood bevonden, snelde hij met de wapens van Achilles derwaarts, verdreef de Trojanen, bluschte den brand der schepen, doodde onder anderen Sarpedon en Sthénelus, streed met Hector om het lijk van eerstgenoemde en liep tot driemaal toe storm op de muren van Troje. Bij den vierden aanval werd hij door een slag van Apollo bedwelmd, zoodat hij door de hand van Hector sneuvelde.
Zijne wapenrusting werd na eene langdurige worsteling de buit van Hector, doch de Grieken bleven meester van zijn lijk. In den nacht na zijn dood verscheen Patroclus aan Achilles en smeekte hem om eene spoedige begrafenis, alsmede om de gunst, dat beider asch in dezelfde urn zou worden verzameld. Achilles vereerde de nagedachtenis van zijn vriend door plegtige lijkspelen.