Parthen (De) bewoonden een uitgestrekt gebied in Opper-Azië, hetwelk in het westen grensde aan Medië, in het noorden aan Hyrcanië, in het oosten aan Arië en in het zuiden aan de woestijnen van Paramanië. De hoofdstad des lands was Hectompylos. De Parthen waren van Scythischen oorsprong, bleven aan verschillende volken onderworpen en schatpligtig aan de opvolgers van Alexander de Groote, totdat Arsaces (256 vóór Chr.) den Syrischen stadhouder Agáthocles ombragt, zich zelven tot Koning verhief en alzoo een nieuw Parthisch rijk stichtte, dat zich van de Eufraat tot de Indus uitstrekte en onder 31 koningen 480 jaar bestond. Men kan de geschiedenis van het Parthische rijk verdeelen in 3 tijdperken.
Het eerste loopt tot aan het jaar 138 vóór den aanvang onzer tijdrekening; daarin worstelden de Parthen tegen de Syriërs en verwierven hunne onafhankelijkheid onder Phraätes II. Het tweede tijdperk omvat de oorlogen met de omliggende nomaden, welke allengs tot onderwerping werden gebragt, — en het derde de jaren van 64 vóór tot 226 na Chr., waarin zij in betrekking stonden met de Romeinen. Toen namelijk Mithrídates van Pontus door laatstgenoemden overwonnen en zijn rijk vernietigd was, werden de Parthen en Romeinen naburen en tevens heftige vijanden. Crassus, proconsul van Syrië, werd er in 53 vóór Chr. met zijn leger in de pan gehakt, en eerst Augustus kreeg de verloren Romeinsche adelaren bij verdrag terug. Gedurende de burgeroorlogen kozen de Parthen nu eens de eene, dan weder de andere partij, en onder de Keizers bewaarden zij hunne onafhankelijkheid, totdat in 226 Artaxerxes, een Pers, Artabanus, den laatste der Arsaciden, van den troon stiet en de Parthen inlijfde in een nieuw Perzisch rijk. De Parthen vormden een krijgshaftig volk, dat zich weinig bekreunde om kunst en wetenschap. Ook begonnen handel en nijverheid er zich eerst te ontwikkelen onder de regéring van Artaxerxes en zijne opvolgers.