Onder dezen naam vermelden wij:
Twee Koningen van Bohemen, namelijk: Ottokar I Przemysl, die geruimen tijd met verschillende mededingers streed om de heerschappij, in 1194 door Hendrik IV afgezet werd, maar in 1197 Hendrik van Praag verdrong, en van Philips von Zweben in 1198 de koninklijke waardigheid ontving. In 1203 werd hij wel is waar door Philips afgezet, maar hij zag daarentegen zich in het koningschap erkend door paus Innocentius IV en door Otto van Brunswijk. Ook verzoende hij zich in 1204 wederom met Philips. Eerst was hij een vriend van Otto IV, doch koos later de partij van Frederik II, en overleed in 1233. — Otto Przemysl, een zoon van koning Wenzel I. Hij werd reeds bij het leven zijns vaders op aandringen van keizer Frederik II door een gedeelte van den Boheemschen adel tot koning gekozen (1248), maar het volgende jaar door zijn vader tot onderwerping gebragt. In 1251 werd hij door de Oostenrijksche Standen tot hertog benoemd en nam met hulp der Pauselijke partij de Oostenrijksche landen in bezit. Om zijn gezag nog meer te bevestigen, trad hij in het huweIijk met Margaretha, de weduwe van koning Hendrik VII uit het geslacht der Hohenstaufen, en kwam na het overlijden zijns vaders ook in het bezit van Bohemen en Moravië. In 1254 ondernam hij met een aantal Duitsche ridders een kruistogt tegen de Heidenen in Pruissen, stichtte in 1255 Königsberg en trok in 1267—1268 nogmaals derwaarts. Hp versloeg de Hongaren op het Marchfeld en sloot den Weener Vrede van 31 Maart 1261, waardoor hij Stiermarken verkreeg.
Voorts bevestigde hij den vrede door een huwelijk van zijne nicht Kunigunde van Brandenburg met den zoon van Bela IV, koning van Hongarije. In 1262 werd hij wettig beleend met Oostenrijk en Stiermarken en verkreeg nog meer grondbezit als erfgenaam van Ulrich, hertog van Carinthië en Kraïn. In 1273 behaalde hij nogmaals eene overwinning op de Hongaren. Toen voorts de Keurvorsten hem van het kiesregt uitsloten en een nieuwen Koning kozen, kwam hij in verzet tegen de verkiezing van Rudolf van Habsburg, tenzij deze hem in het bezit van al zijne landen bevestigde. Rudolf noodigde hem tot tweemaal toe vruchteloos naar Nürnberg en Würzburg, om er den eed van hulde af te leggen, en verklaarde hem in 1275 vervallen van de Oostenrijksche landen, die nu tot het Rijk terugkeerden, en deed hem in 1276 in den Rijksban. Tevens trok Rudolf, door anderen geholpen, tegen hem te velde, zoodat Ottokar een nadeeligen vrede moest sluiten, waarbij hij alle Oostenrijksche landen verloor. Hij werd echter met Bohemen en Moravië op nieuw beleend. In 1278 deed hij een inval in Oostenrijk, maar sneuvelde den 26sten Augustus op het Marchfeld.
Ottokar van Stiermarken, ten onregte ook wel Ottokar von Horneck genaamd, een Duitsch dichter en geschiedschrijver. Deze was een dienstman van den ridder Otto von Lichtenstein en leefde in de 2de helft der 13de en in den aanvang der 14de eeuw. Hij schreef eene „ Rijmkroniek van Stiermarken”, uit 83000 verzen bestaande en uitgegeven door Pez in zijne „Scriptores rerum Austriacarum (1745)”. Hij vermeldt daarin met groote kennis van zaken en met ongemeene waarheidsliefde de gebeurtenissen van zijn tijd.