Orlean is de naam van eene gele verfstof, welke uit de vrucht van den Orleanboom (Bixa orellana L., zie onder) verkregen wordt. Men wrijft de vruchten fijn onder water en laat ze gisten. De vloeistof wordt nu, om het zaad er af te scheiden, door eene zeef gegoten, waarna men den neerslag rustig laat bezinken en droogen, — dit laatste nadat het water er is afgeschept. Het orlean vormt dan een gelijkmatig rood, walgingwekkend, zout en bitter smakend deeg, dat ligt uitdroogt en dan roodbruin en hard wordt.
Om dit te verhinderen, bevochten de kooplieden het met urine. Het lost slechts weinig op in water, maar gemakkelijk in alkohol en aether, en met eene donkerroode kleur in bijtende en koolzure alkaliën, in vette oliën en terpentijnolie. Zwavelzuur kleurt het eerst indigoblaauw, daarna groen en eindelijk paars.
Water ontneemt aan orlean de gele, ook in alkohol, maar niet in aether oplosbare orelline, welke aan met aluin bevochtigde stoffen eene gele kleur geeft.
Nu blijft daarin nog eene zeer belangrijke zelfstandigheid over, namelijk de bixine (C15H18O4), welke vermiljoenrood, amorph en in warmen alkohol oplosbaar is.
Een praeparaat met een aanzienlijk gehalte van deze verfstof komt onder den naam van bixine uit Frankrijk in den handel. Goed orlean geeft niet meer dan 13% asch. Men bereidt het in Cayenne, Guadeloupe en Brazilië en bezigt het tot het verwen van wol en zijde. Het geeft levendige, glansrijke roode en gele kleuren, welke zeer goed bestand zijn tegen zuren en zeep, maar zich in het licht en in de lucht niet goed houden. Ook is het te gebruiken tot het drukken van katoen en tot het verwen van papier, tot het kleuren van kaas en boter, van vernissen, van wateren olieverwen enz.