Opera Supererogationis of overtollige goede werken noemden de Scholastieke wijsgeeren de verdiensten van Christus en van de Heiligen. Zij beweerden namelijk, dat eerstgenoemde door zijn zelfofferend lijden grooter verdienste verwierf, dan tot de verlossing des menschdoms noodig was, terwijl Iaatstgemelden niet alleen de geboden (praecepta), maar ook het welbehagen (consilia) van God hadden volbragt.
Clemens VI bekrachtigde in de bul „Unigenitus” van 1343 dat gevoelen en bepaalde tevens, dat die overtollige goede werken ter beschikking kwamen van de Kerk. Zoodoende ontvingen de priesters de magt om vergiffenis van zonden en ook om aflaat te verleenen.