Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Ooijevaar

betekenis & definitie

Ooijevaar (Ciconia) is de naam van een vogelengeslacht, hetwelk tot de afdeeling der Steltloopers behoort. Het onderscheidt zich door lange, onbehaarde beenen en door een langen, regten, kegelvormigen snavel. Men heeft hiervan in Midden-Europa 2 soorten, namelijk den zwarten ooijevaar (C. nigra L.), met donkerbruine vederen en vooral in het oosten van Europa zijn verblijf houdend, en den witten ooijevaar (C. alba L.) met roode beenen en snavel en, met uitzondering van de zwarte vleugels en schoudervederen, geheel wit. Laatstgenoemde soort is bij ons algemeen bekend.

Deze ooijevaar is een trekvogel en in de 3 oosteljjke werelddeelen overal verspreid. Hij wordt algemeen ontzien en hier en daar zelfs op bjjgeloovige wijze gehuldigd. De Mohammedanen vereeren hem, omdat hij een groot aantal kruipende dieren verdelgt. Bij ons komt hij gewoonlijk in Maart, om het te voren verlaten nest weder op te zoeken, hetwelk van takken wordt gebouwd. Hij is een vriend van moerassige vlakten en vestigt zich dus gaarne in ons Vaderland, Oost-Friesland en Neder-Saksen. Daar men hem niet vervolgt, begeeft hij zich zonder vrees in de nabijheid van de woningen der menschen, en deze leggen dikwijls een wagenrad op een schoorsteen of op een van kruin beroofden boom, om hem gelegenheid te geven tot het bouwen van een nest.

Hij nuttigt visschen, maar vooral kikvorschen, hagedissen, slangen, slakken, pieren, muizen, mollen, insecten enz. Het wijfje legt 4 tot 6 eijeren, die effen wit zijn. In volwassen toestand is de ooijevaar stom, maar geeft geluid door met zijn snavel te klapperen. Men heeft ook soorten van ooijevaars in Zuid-Amerika, en in Afrika en Azië wordt dit geslacht vervangen door den afzigtelijken krop-ooijevaar (Leptopilus) met een nagenoeg onbehaarden hals. Eene soort van dit geslacht is de bekende maraboe.

< >