Karel Ondereet, een verdienstelijk Belgisch tooneelkunstenaar en tooneelschrijver, geboren te Gent den 5den Julij 1804, legde zich aanvankelijk toe op het boekbinden en oefende zich tevens in de voordragt, zoodat hij in verschillende wedstrijden werd bekroond. Hij trad het eerst als tooneelspeler op in de Gentsche maatschappij: „De Fonteinisten”, doch stichtte in 1840 de tooneelvereeniging: „Broedermin en taalijver”. Hier gaf hij blijken van groote bekwaamheid en zag zich benoemd tot hoogleeraar in de declamatie aan het conservatoire te Gent, waar hij den 16den Augustus 1868 overleed.
Hij schreef o.a.: „De Gallomania of de verfranschte Belg, blijspel (1841)”, — „De kapitein van Waterloo, drama (1841; 2de druk, 1860)”, — „Lodewijk van Nevers, drama (1844)”, — „De Gentsche kermis van het jaer 1844 (1844)", „De dood van Hugonet en Himbercourt, treurspel (1849, bekroond)”, — „De Vlaamsche Lionne, blijspel (1849, bekroond)”, — „De familie Dijkmans, drama (1850)”, — „Alexius onder den trap (1853)”, — „De gevolgen der vooroordeelen, drama (1853)”, — „Nog een speler, drama (1854)”, — „De boerenkermis, blijspel (1860)”, — „De krankzinnige van Leiden, drama (1862)”, — „Julia van Schoonhoven, drama (1864)”, — „De schat van den vrek, tooneelspel (1867)”, — en „De dood eens spelers, drama (1867)”. Ook dichtte hij vele liederen, die grootendeels op muziek zijn gebragt. Eene „Keus uit de tooneelwerken van Karel Ondereet” is later in 2 deelen in het licht gegeven.
