Van Ommeren. Onder dezen naam vermelden wij:
Richeus van Ommeren, een verdienstelijk Nederlandsch letterkundige, geboren te Amsterdam den 12den December 1757. Hij studeerde te Franeker in de Oostersche letterkunde en legde zich hoofdzakelijk toe op de Latijnsche dichtkunst. Hij was eerst rector te Dokkum, toen te Amersfoort en vertrok in 1785 in die betrekking naar Amsterdam, waar hij uitmuntende leerlingen vormde en den 6den Januarij 1796 overleed. Hij schreef o.a.: „Quintus Horatius Flaccus als mensch en als burger van Rome beschouwd (1789)”, — en „Redevoering bij de bevordering der Latijnsche schooljeugd op den 3den van Grasmaand 1795”. Eene uitgave van zijne Nederlandsche en Latijnsche werken werd in 1797 bezorgd door H. de Bosch en M.C. van Hall.
Willem van Ommeren, een verdienstelijk Nederlandsch waterbouwkundige. Hij werd geboren in 1753, kwam in 1776 in dienst van Gedeputeerde Staten van het Kwartier van Nijmegen, diende als landmeter bij de rekenkamer van Gelderland van 1778 tot 1803, en was tevens ordinaris landmeter van het vorstendom Gelre en het graafschap Zutfen, alsmede sedert 1800 inspecteur van den Waterstaat. Hij behield die betrekking onder koning Lodewijk, werd in 1811 hoofdingenieur bij het korps voor bruggen en wegen, en in 1816 inspecteur bij het korps ingenieurs van den Waterstaat. Hij overleed den 17den Januarij 1834.