Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Olympia

betekenis & definitie

Olympia, de vermaarde plaats, waar de Olympische spelen werden gehouden, lag in het Grieksche landschap Pisatis in Elis, niet ver van de zee, tegenover het eiland Zacynthus (Zante) en besloeg eene aanmerkelijke ruimte, ten zuiden begrensd door de Alphéus, ten westen door de Cladéus en ten noorden en oosten door onderscheidene heuvels (den Olympus enz.). Thans vindt men er eene ongezonde, vochtige, met gras en kreupelhout begroeide laagte zonder eenig spoor van woningen. Toch was zij in de dagen der oudheid eene fraaije, met bosch en beeldwerk, met prachtige gebouwen versierde en door dagelijksche offeranden geheiligde plaats, waar zich op beroemde feesten duizenden uit alle oorden van Griekenland vereenigden. Gemelde ruimte bestond uit 3 deelen, namelijk dat der tempels, aan de goden gewijd en Altis genaamd, omringd door een muur met eene poort aan de zuidzijde, welke aan plegtige optogten toegang verleende, — dat der renbanen en worstelperken, — en dat, hetwelk bestemd was om niet alleen aan de priesters, maar ook aan de feestgangers een onderkomen en gezellig genot te verschaffen. Het middelpunt der Altis was het altaar van Zeus, waar dagelijks offers werden gebragt.

Ten westen van deze plek verhieven zich 2 andere heiligdommen, namelijk het Heréum, een Dorische tempel van Here, en het Pelopium, een tempel van Pelops. Ten zuiden van deze gebouwen verrees de vermaarde tempel van den Olympischen Zeus (het Olympéum), door de bewoners van Elis gesticht ter gedachtenis van hunne zegepraal op de Pisaten. Deze tempel was in Dorischen stijl opgetrokken, bijna zoo groot als het Parthenon en rustte op 6-maal 13 zuilen. In de gevels zag men de voorbereidselen tot den wedstrijd tusschen Pelops en Onomaus, gebeiteld door Paeonius uit Mende, en den strijd der Lapithen en Centauren, uitgevoerd door Alcámenes, alles van wit marmer. Het inwendige bevatte in eene afzonderlijke kapél der cella het reusachtig beeld van Zeus, op een troon gezeten en door Phidias van goud en ivoor vervaardigd. In de nabijheid van dit heiligdom vond men den wilden olijfboom, waarvan een knaap met een gouden mes takken afsneed, om hiervan kransen te vlechten voor de overwinnaars. Tusschen den tempel en het altaar had men voorts 4 zuilen met een dak ter bescherming van een houten paal, het eenig overblijfsel van het huis van Onomaus. Van de overige gebouwen der Altis vermelden wij: het Hippodamium, nabij de poort, waar de vrouwen eenmaal in het jaar offeranden bragten aan Hippodamia, — het Prytanéum, waar het feestmaal voor de overwinnaars werd aangerigt, — het Philippéum, een koepelvormigen tempel, door Philippus van Macedonië na den slag bij Chaeronaea gesticht, —het Metroum, aan de moeder der goden gewijd, — en het Bouleutérium, waar de kampregters zitting hielden, — voorts: een ouden schouwburg, altaren van Zeus, uitspanningslokalen enz.

Buiten den muur der Altis bevonden zich langs den voet van den Kroniumheuvel de gebouwen der verschillende Grieksche steden, en het laatste dier gebouwen grensde aan het Stadium (de Renbaan), omstreeks 200 Ned. el lang, en verder oostwaarts zag men het Hippodromium, dubbel zoo lang als het voorgaande en bestemd voor wedstrijden met paarden en wagens. Niet ver vanhier verhief zich de tempel van Demeter, wiens priesteres het regt had, om tegenover de plaats der kampregters zitting te nemen. Voorts had men buiten de Altis het gymnasium met woningen en worstelperken voor de worstelaars, en aan de westzijde het Leonidaeum, een groot gasthuis, waarnaast zich de verblijven van de priesters enz. tot aan de Alphéus uitstrekten. Men kent al die gebouwen uit de beschrijving van Pausanias, die ze met eigen oogen aanschouwde. Later werden zij verwoest en geplunderd, voorts door aardbevingen en door overstroomingen van de Alphéus onder gruis en slib bedolven, zoodat zij schier spoorloos verdwenen. De eerste, die in den nieuweren tijd daarop zijne aandacht vestigde, was de Engelschman Chandler, die in zijne „Travels in Greece (1776)” daaromtrent eenige berigten mededeelt. Later werd daarover geschreven door Dodwell, Gell en vooral door Stanhope (1824). Eene Fransche expeditie van 1831 beantwoordde niet aan de verwachtingen, maar bragt toch eenige platen met reliéfs uit den tempel van Zeus mede, welke thans in het Louvre te vinden zijn.

In 1852 opperde Curtius op nieuw het plan, om aldaar opdelvingen te doen, hetwelk door het Duitsche rijk werd goedgekeurd. De opgravingen namen een aanvang in October 1875 onder de leiding van Curtius en Adler. In de eerste plaats beijverden zij zich om den tempel van Zeus bloot te leggen, en hunne pogingen zijn met een gunstigen uitslag bekroond. Tot de talrijke aldaar gevondene kunstgewrochten behoort eene meer dan levensgroote Overwinningsgodin (Nike) van marmer, — het door Pausanias vermelde geschenk der Messeniërs in Naupactus en het éénige stuk, dat men met zekerheid aan een Griekschen beeldhouwer uit de 5de eeuw vóór Chr. kan toekennen. Niet minder merkwaardig is het daarna gevonden marmeren standbeeld van Hermes, door Praxíteles gebeiteld en desgelijks door Pausanias genoemd. Wél heeft men bij deze opgravingen met vele moeijelijkheden te worstelen, maar zij worden met beleid voortgezet en doen langzamerhand de voortreffelijke gebouwen der Grieksche bouwmeesters herrijzen voor het oog van de kinderen der 19de eeuw.