Olbers (Heinrich Wilhelm Matthaeus), een beroemd sterrekundige, geboren den 11den October 1758 te Arbergen in het hertogdom Bremen, studeerde te Göttingen in de geneeskunde en vestigde zich daarna als practisch arts te Bremen, waar hij den 2den Maart 1840 overleed. In zijne vrije uren hield hij zich bezig met de sterrekunde, en deze werd ten laatste de hoofdzaak zijner bemoeijingen. Met Jurine uit Genève verwierf hij in 1811 door zijne verhandeling over de croup den door Napoleon I uitgeloofden prijs.
Hij ontdekte in 1815 de naar hem genoemde comeet, leverde de eerste volledige lijst der tot op dien tijd waargenomene cometen (129), gaf in zijne verhandeling „Ueber die leichteste und bequemste Methode, die Bahn eines Kometen aus einigen Beobachtungen zu berechnen (1797)” aanwijzing van een weg, die ter bepaling van de loopbanen van cometen ook nu nog gevolgd wordt, en verkondigde over den toestand der cometen onderstellingen, welke ook thans nog tot de waarschijnlijkste behooren.
Den 1sten Januarij 1802 vond hij de door Piazzi ontdekte, maar later niet weder waargenomene planeet Ceres terug, en ontdekte den 28sten Maart 1802 Pallas en den 29sten Maart 1807 Vesta. Daarenboven onderzocht hij de waarschijnlijkheid der bewering, dat de meteoorsteenen afkomstig zijn van de maan, en ontwikkelde eene methode ter berekening van de hoogte der vallende sterren. Onderscheidene zijner verhandelingen zijn geplaatst in de „Monatlicher Correspondenz” van Zach en in de „Astronomische Nachrichten” van Schumacher. Zijne briefwisseling met Bessel is uitgegeven in 2 deelen door Erman (1852). In 1850 verrees te Bremen ter zijner eer een door Steinhäuser gemodelleerd marmeren standbeeld.