In het Noordsch Odhinn, in het Oud-Hoogduitsch Wuotan en in het Saksisch Wodan, was eene godheid der Germaansche Heidenen, die hem beschouwden als den heerscher over hemel en aarde. Hij was wel is waar niet de schepper des heelals, maar de bestuurder, de hoogste bewerktuigde kracht, welke de stof doordringt en zich als bron van hooger leven in tallooze verschijnselen openbaart. Hij werd Alvader of Vader van den Tijd genoemd.
Daar men hem ook voorstelde als zon, heette hij tevens de Vuuroogige, de Allesverzengende, en men bestempelde hem tevens met den naam van Vader der gesneuvelden, omdat hij deze in Walhalla opnam. Hij was de god van den oorlog, inzonderheid van de overwinning, de uitvinder der runen, alsmede van alle wetenschappen, de wetgever, de kenner van de verborgenheden der godsdienst en in het algemeen de geleerdste der Asen, nadat hij uit de Mimirsbron gedronken had, waarvoor h volgens de „Oudere Edda” één oog had ten offer gebragt.
Hij droeg ongeveer 200 bijnamen, welke betrekking hebben op zijn wezen en werken. Van hem en van zijne gemalin Frigga is het geslacht der Asen afkomstig. Hij woonde in Asgard, waar hij uit zijn prachtig paleis Hlidskialf de geheele wereld gadesloeg. Zijne raven Hugin (Gedachte) en Munin (Herinnering) vlogen dagelijks op aarde rond en bragten hem berigt van alles wat aldaar voorviel. Twee wolven, Geri en Freki, verslonden in Walhalla al de spijzen die hem werden voorgezet, terwijl hij zelf enkel wijn nuttigde. Hij was de bezitter van het achtvoetige paard Sleipnir, van den merkwaardigen speer Gungnir en van den ring Draupnir. Volgens de Edda moet Odin deelen in den ondergang der geheele wereld, daar hij, strijdende met den wolf Fenrir, door dezen verslonden wordt. Reeds in de „Jongere Edda” is de voorstelling van Odin nevelachtig, en na de invoering van het Christendom bleef hij in het volksgeloof leven in de gedaante van den duivel.
Voorts vervult hij eene belangrijke rol als stamvader van de geslachten der Noordsche koningen. Volgens Snorre Sturleson was Odin een geleerd en schrander man, die het door zijne tooverkunsten zoo ver wist te brengen, dat men hem goddelijke eer bewees. Hij vermeldt, dat Odin beheerscher was van Asaland en zijn zetel had in de hoofdstad Asgard. Na vele overwinningen moest hij eindelijk het onderspit delven voor de Romeinen en begaf zich naar Zweden, alwaar hij te Sigtuna een tempel stichtte, de offerdienst regelde en wijze wetten invoerde. In Duitschland en in ons Vaderland vindt men onderscheidene plaatsen, wier namen aan dien van Wodan herinneren, en ook de woensdag (Wodansdag) is naar hem genoemd.