Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Octaaf (De)

betekenis & definitie

Bij de Grieken diapason geheeten, is de achtste toon in het diatonisch toonstelsel, afgerekend van een willekeurig aangenomen grondtoon, en aldus een interval van acht diatonische trappen. De octaaf is de meest volkomene consonant, omdat zij eene herhaling is van den grondtoon, terwijl hare trilling tot die van den grondtoon staat als, tot ½ , zoodat eene snaar, die in twee helften is verdeeld, in dubbel snelle trilling gebragt, de octaaf doet hooren van den toon, dien de geheele snaar gaf. Volgens ons toonstelsel bevinden zich in de ruimte van eene octaaf zeven diatonische of twaalf chromatische opklimmingen van toonen; de achtste toon in diatonische en de dertiende in chromatische volgorde is als octaaf van den eersten toon het slot van zulk eene afdeeling van toonen en tegelijkertijd het begin van eene nieuwe afdeeling, het evenbeeld van de vorige.

Ons modern toonsysteem bestaat dus uit aan elkander verbondene octaven, namelijk toonafdeelingen, waarin toonrijen, die binnen de aangegeven grenzen telkens terugkeeren, slechts van elkander verschillen door meerderen of minderen omvang van klank. Evenals de octaaf de herhaling is van de prime, zoo is de none die van de seconde, de decime die van de terts, enz., en de intervallen, die meer dan de ruimte van eene octaaf innemen, krijgen wederom denzelfden naam, alsof de hoogere toon van den interval eene octaaf lager lag. Om ,ze onderling te onderscheiden, noemt men de intervallen binnen de ruimte van eene octaaf liggende, „enkelvoudige,” die meer dan eene octaaf omvatten, „tweevoudige”, die meer dan twee octaven omvatten, „drievoudige”, enz. Als werkelijk harmonische interval wordt de octaaf alleen zuiver of volkomen gebruikt; de verminderde octaaf, b. v. van c—cis, in de vermeerderde octaaf van c—cis, wordt alleen als overgangsinterval aangewend, en kan natuurlijk in het laatste geval evengoed „overmatige” prime genoemd worden.

De octavengang — dat is eene opeenvolging van octaven, het zoogenaamde „unisono” — kan in een meerstemmig gezet muziekstuk een magtigen indruk maken, en over ’t geheel is het gebruik van de octaaf vooral ter versterking van één of meer enkele stemmen onontbeerlijk, maar in de harmonie is in den regel het gebruik van octavengangen niet toegelaten, zoodat b. v. in een vierstemmig gezette compositie twee stemmen niet naast elkander mogen voortschrijden in de octaaf. In de orgelbouwkunst is de octaaf eene kleinere principaalstem, die 1, 2 of 3 octaven hooger staat dan de principaal op hetzelfde manuaal, en die den toon van de principaal ondersteunt, zoodat deze duidelijker en meer bepaald wordt. De octavenregisters van het pedaal heeten octaven bas, en staan tot de principaal of violonbas in dezelfde verhouding als de manuaaloctaven tot hare principalen.

< >