North. (Frederik, lord), graaf van Guilford, Britsch staatsminister onder George III, werd geboren den 13den April 1733, studeerde te Oxford en reisde toen ongeveer drie jaar op het vaste land. In 1754 maakte hij zich als lid van het Lagerhuis verdienstelijk door de bekwaamheid, waarmede hij de belangen der regering verdedigde, en werd in 1759 lord van de schatkist, welke betrekking hij echter bij het optreden van het ministérie Rockingham moest nederleggen. Toen kwam hij aan het hoofd der oppositie in het Parlement en werd in 1766 betaalmeester van het leger en in 1767 kanselier der schatkist. Bij de ontbinding van het Kabinet in 1770 nam hij onder moeijelijke omstandigheden de teugels van het bewind in handen en maakte zich weldra bemind door de ellende van Ierland te verzachten, de Oost-Indische Compagnie onder het toezigt te plaatsen der Kroon en de grondwet van Canada te doen herzien.
In het netelige vraagstuk of het moederland regt had om de Amerikaansche Koloniën met belastingen te bezwaren, toonde hij zich bereid, om vele van die belastingen op te heffen, maar volgens het persoonlijk verlangen des Konings weigerde hij hardnekkig de afschaffing van de belasting op de thee, zoodat hij het door de Koloniën gehate beginsel vasthield en den opstand onvermijdelijk maakte. Terwijl hij voorts een noodlottigen oorlog voerde tegen de Koloniën en hare bondgenooten, slaagde hij er in, zijne staatkunde tegen de beide Pitt’s, Fox, Burke en anderen te verdedigen, totdat hij eindelijk den 19den Maart 1782 aftrad. In April 1783 kwam eene verzoening tusschen hem en Fox tot stand, en hieruit werd het bekende „Ministérie van alle talenten” geboren, waarin hij zich met de portefeuille van Binnenlandsche zaken belastte. Reeds in het laatst van dat jaar echter moest dat ministérie wijken voor een nieuw bewind met Pitt aan het hoofd. Zoo kwam North weder op de banken der oppositie en spande alle krachten in om zijn mededinger ten val te brengen. De dood van zijn vader bezorgde hem in 1790 de waardigheid van pair en alzoo een zetel in het Hoogerhuis. Ten laatste werd hij blind en overleed den 5den Augustus 1792.