Nodier (Charles Emanuel), een verdienstelijk Fransch schrijver, geboren te Besançon den 18den April 1780, studeerde te Straatsburg en in zijne geboorteplaats in de natuurlijke historie en schreef: „Dissertation sur l’usage des antemnes (1798)” en „Bibliothèque entomologique (1800)”. In 1797 was hij benoemd tot adjunct van den bibliothecaris te Besançon, waar hij zich bekend maakte met de voortbrengselen der Duitsche letterkunde. Het lezen van den „Werther” van Göthe gaf hem aanleiding tot het schrijven der sombere romans: „Stella ou les proscrits (1802)” en „Le peintre de Saltzbourg (1803)”. Als ijverig koningsgezinde haalde hij zich door eene ode tegen Napoleon vervolging en gevangenisstraf op den hals, nam de wijk naar het Juragebergte en trok vervolgens naar Zwitserland.
Toen hij later in Frankrijk terugkeerde, werd hij hoogleeraar in de letterkunde te Dole, maar moest wegens zijn haat tegen Napoleon nogmaals vlugten, waarna hij bibliothecaris werd te Laibach en eerst na de Restauratie van 1814 zich te Parijs kon vestigen. Lodewijk XVIII nam hem op in den adelstand. In 1824 werd Nodier bibliothecaris, later opperbibliothecaris bij het arsenaal, in 1834 lid der Académie, en overleed den 26sten Januarij 1844. Hij leverde uitmuntende uitgaven van klassieke Fransche geschriften en deed zich als scherpzinnig taalbeoefenaar en uitstekend lexicograaf kennen in zijne „Dictionnaire des onomatopées de la langue française (1808; 2de druk, 1828)”, — „Examen critique des dictionnaires de la langue française (1829)”, — en „Dictionnaire universel de la langue française (1822, 2 dln; 6de druk, 1839)”, — alsmede in de „Eléments de linguistique (1834)”. Hij is een der beste Fransche stilisten, en van zijne romans vermelden wij: „Jean Sbogar (1818)”, — „Thérèse Aubert (1819)”, — „Le roi de Bohème et ses sept chateaux (1830, een der beste Fransche werken op humoristisch gebied)”, — Madémoiselle de Marsan (1832)”, — „Les quatre talismans (1838)”, — „Contes (1841)”, — „Nouvelles (1841)”, — en „Rêveries (1832)”. Ook schreef hij: „Souvenirs, portraits, épisodes de la Révolution et de l’Empire (1831, 2 dln; 18de druk, 1872)”. Zijne „Oeuvres” verschenen in 1832—1834 in 12 deelen.