Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Nikkel

betekenis & definitie

Nikkel (Ni) is een metaal, hetwelk men in gedegen toestand als ijzernikkel en phosphorijzernikkel in meteoorijzer aantreft, met zwavel verbonden als nikkel- of haarkies (met 64,8% nikkel), — met arsenik als roodnikkel kies (met 44% nikkel) en als witnikkelkies (met 28,2% nikkel), — met arsenik en zwavel als nikkelglans, — met antimonium als antimoniumnikkel (met 31,4% nikkel), — met antimonium en zwavel als nikkelantimoniumkies (met 27,6% nikkel), — met zwavel en ijzer als ijzernikkelkies (met 22% nikkel), als bismuthnikkelkies, als kiezelzuur nikkel in Rewdanskies (met 12,6% nikkel), als arsenigzuur nikkel, als koolzuur nikkel, en daarenboven in spijskobalt (tot 35% nikkel) en in kobalt-ertsen in het algemeen. Dikwijls bezigt men nikkelerts bevattend magneetkies of zwavelkies, alsmede kobaltspijs en bijproducten der kopersmelterijen tot het verkrijgen van nikkel. Ook bruinsteen en magneetijzersteen bevatten weleens nikkel, en men kan aannemen, dat 50 Ned. pond ijzer gemiddeld 7 Ned. wigtjes nikkel en kobalt bevat. Nikkelertsen gebruikt men in zuiveren toestand zeer zelden tot het verkrijgen van nikkel, want gewoonlijk zijn de nikkelertsen met andere ertsen of met zandige zelfstandigheden vermengd.

Hieruit bekomt men nikkel langs den droogen of natten weg en ook wel eene kopernikkellegéring. Het oxyde, bij deze bewerking het laatst verkregen, wordt met roggemeel vermengd, met water tot een taai deeg gekneed en tot kleine dobbelsteenen gevormd, welke men met fijngemaakte kool in kroezen of cylinders verwarmt. Daarbij wordt het nikkeloxydule gereduceerd, en wel te gemakkelijker naarmate er meer koper in aanwezig is. Zoo ontstaan de teerlingen met zijden ter hoogte van één Ned. duim, welke als teerlingnikkel in den handel komen en 94—99% nikkel bevatten. Het smelten van nikkel in groote hoeveelheden heeft eigenaardige bezwaren en is eerst in den jongsten tijd gelukt. Uit de kopersmelterijen komt het rosettennikkel, dat ongeveer 67% nikkel en 33% koper bevat. Uit het handelsnikkel bekomt men zuiver nikkel door het op te lossen in salpeterzuur, de oplossing te verdampen, ze met water uit te trekken, met zwavelwaterstof neer te slaan, te filtreren, te verdampen, neêr te slaan met zuringzuur, en het zuringzuur nikkeloxydule te gloeijen buiten gemeenschap met de dampkringslucht. Nikkel smelt eerst bij zeer groote hitte; het is dan zoo wit als zilver met eene iets gele tint, zeer glanzig, vrij hard, en zeer rekbaar.

Het wordt door den magneet aangetrokken en is zelf magnetisch. Zijn soortelijk gewigt is 8,8—9,2 en zijn verbindingsgewigt 58,8. Het gelijkt uit een scheikundig oogpunt veel op ijzer, maar is sterker en beter bestand tegen den invloed van lucht en water. Bij verwarming loopt het aan, evenals staal; het laat zich zonder aanmerkelijke oxydatie gloeijend smeden en wordt door zoutzuur en salpeterzuur slechts weinig, doch door salpeterzuur des te sterker aangetast. Zijne oplossingen zijn groen en bevatten nikkeloxydulezout of chlorure. Uit eene oplossing van zwavelzuur nikkel ammonium wordt het nikkel door middel van een galvanischen stroom als een zilverwit, glanzend metaal afgescheiden.

Van de zuurstofverbindingen van nikkel kent men een oxydule (NiO) en een oxyde (Ni203). Het nikkel dient schier uitsluitend tot legéringen, vooral ter bereiding van nieuwzilver, tot het met nikkel bedekken van ijzer en andere metalen en tot het vervaardigen van sommige verfstoffen. De geheele nikkelproductie bedraagt ongeveer 950000 Ned. pond. Het heeft zijn naam ontvangen van de mijnwerkers, die uit het fraaije erts koper hoopten te verkrijgen, doch bij de verijdeling dier hoop daaraan den scheldnaam van kopernikkel gaven. Het nikkel werd het eerst als zuiver metaal verkregen door Cronstedt in 1751.

Van de nikkelertsen, die wij reeds grootendeels hebben opgenoemd vermelden wij nog het volgende: nikkelarsenikkies of nikkelglans behoort tot de kiezels, kristalliseert in het tesserale stelsel, maar bevindt zich veelal in een ongekristalliseerden, korreligen toestand, is zilverkleurig in het staalgraauw spelende, met eene hardheid van 5,5, bestaat uit zwavelnikkel met arseniknikkel (NiS2,NiAs2) en wordt in den Harz en elders gevonden; — nikkelantimoniumkies of nikkelantimoniumglans heeft dergelijke eigenschappen en bestaat uit zwavelnikkel met antimoniumnikkel (NiSs, NiSb2) en is vooral in het Westerwald aanwezig; — nikkelbloem of nikkel-oker behoort tot de waterhoudende chalcieten en vertoont zich in kleine, korte, haarvormige, kristallen en ook wel ongekristalliseerd, is appelgroen tot groenachtig wit, heeft eene hardheid van 2—2,5, bestaat uit arsenikzuur nikkeloxydule (Ni3As208 + 8H20) en wordt in verscheidene Duitsche gebergten gevonden; — en nikkelkies of haarkies behoort tot de kiezels, kristalliseert rhomboëdrisch in naald- of haarvormige kristallen, is geel als messing, somtijds bont of grijs aangeloopen, heeft eene hardheid van 3,5, bestaat uit zwavelnikkel (NiS) en bevindt zich in Duitschland, Zweden en Noord-Amerika.

Nikkeloxydule (NiO) ontstaat bij het gloeijen van nikkelhydroxydule, koolzuur en salpeterzuur nikkel, is groenachtig grijs, lost in zuren op en wordt door kool en waterstof gereduceerd. Bij het verhitten van nikkelhoudende koperertsen vertoont het zich in zwartgrijze, metaalglanzende octaëders, en bij eene geringe verwarming in de opene lucht gaat het over in zwart nikkeloxyde (Ni203), hetwelk zich bij hoogeren warmtegraad wederom verdeelt in nikkeloxydule en zuurstof. Kaliloog doet uit nikkeloxydulezouten appelgroen nikkelhydroxydule neêrslaan (Ni0H202), dat, in ammoniak opgelost, zijde ontbindt.

Nikkeloxydulezouten zijn in watervrijen toestand meestal geel en in een waterhoudenden groen. Het sulfaat, nitraat en chlorure lossen gemakkelijk op, maar het phosphaat en boraat zijn onoplosbaar. De oplosbare reagéren zuur en ontbinden zich bij het gloeijen. Ammoniak maakt de oplossing troebel en geeft in overmaat eene blaauwe vloeistof. Koolzure alkaliën doen een lichtgroen, basisch carbonaat neêrslaan. Zwavelwaterstof veroorzaakt in zure oplossingen geen neerslag, doch bij aanwezigheid van acetaten zwavelnikkel. Zwavelammonium doet zwavelnikkel onvolkomen neêrslaan, hetwelk in zoutzuur moeijelijk en in koningswater gemakketijk oplost. Zuringzuur doet langzaam een groen oxalaat neêrslaan, dat zich in de opene lucht uit zijne ammoniakoplossing afscheidt. — Zwavelzuur nikkel (nikkelvitriool, NiS04) ontstaat bij het oplossen van nikkeloxydule of koolzuur nikkel in verdund zwavelzuur, vormt donker-smaragdgroene kristallen, lost gemakkelijk op in water, maar niet in alkohol, levert met zwavelzure alkaliën lichtgroene dubbelzouten en met overtollig ammoniak donkerblaauwe, in water gemakkelijk en in alkohol niet oplosbare kristallen van zwavelzuur nikkel ammonium. — Salpeterzuurnikkel vormt smaragdgroene, ook in alkohol oplosbare zuilen, welke bij verwarming oxyde en eindelijk oxydule achterlaten. — Basisch koolzuur nikkel wordt gevonden als nikkelsmaragd en slaat neêr uit oplosbare nikkelzouten door koolzure alkaliën in de gedaante van een appelgroen poeder. — Het phosphorzure nikkelgroen, op dergelijke wijze verkregen, is lichtgroen, wordt bij roodgloeihitte geel en levert eene voortreffelijke verfstof (het nikkelgeel).

Van onderscheidene nikkellegéringen hebben wij onder Nieuwzilver reeds gesproken. Nikkel geeft voorts met 330/o ijzer eene legéring, welke evenzoo rekbaar is als ijzer, maar minder blootgesteld aan oxydatie. Nikkelkoperlegéringen worden dikwijls gebezigd tot muntmetaal. De munten der Indisch-Grieksche koningen Euthydemus (200 vóór Chr.), Pantaleon (150) en Agáthocles (150) bestaan uit 77% koper, 20% nikkel en 3% ijzer, tin, kobalt en zwavel. In Duitschland en België heeft men koperen munten met 25%, in Noord-Amerika met 12% nikkel, en sommige Zwitsersche munten hebben ook een nikkelgehalte (met koper en zilver) van 10—20%. Het tiers-argent bestaat uit 27,56% zilver, 59,06% koper, 9,57% zink en 3,42% nikkel. Eene legéring van 50% koper 25% tin en 25% nikkel gelijkt op staal, is zeer hard, heelt een helderen klank en wordt door de dampkringslucht en door zwavelwaterstof niet aangetast.

< >