Onder dezen naam vermelden wij:
Michel Ney, hertog van Elchingen, prins van de Moskwa, maarschalk en pair van Frankrijk. Deze, een kuiperszoon, geboren te Saarlouis den 10den Januarij 1770, was eerst klerk op een notariskantoor, daarna opzigter bij eene ijzersmelterij te Saleck, trad in 1788 als gemeen hussaar in dienst, woonde in 1792 den veldtogt bij als adjudant van de generaals Lamarche en Collaud en keerde in 1794 als kapitein terug naar zijn regiment. Kleier plaatste hem bij de voorhoede en benoemde hem tot eskadronschef en adjudant generaal. In 1796 diende hij in liet Maas- en Sambre-leger onder Jourdan en was weldra brigadegeneraal. In 1797 nam hij deel aan de overwinning bij Neuwied, maar geraakte bij Diernsdorf voor korten tijd in krijgsgevangenschap. In 1799 trok hij met het observatiekorps van Bernadotte over de Rijn, veroverde Manheim en werd divisiegeneraal. Men zond hem nu naar Zwitserland, waar hij bij Winterthur zwaar gewond werd. Na zijne herstelling keerde hij naar het Rijnleger terug, belastte er zich tijdelijk met het opperbevel en verhinderde aartshertog Karel, de zegepraal van Masséna op de Russen bij Zürich te verijdelen.
In 1800 onderscheidde hij zich onder Moreau bij Hohenlinden, en na den Vrede van Luneville trad hij door bemiddeling van Bonaparte in het huwelijk met Aglaé Louise Auguié de Lascans, eene vriendin van Hortense de Beauharnais, en zag zich benoemd tot inspecteur-generaal der kavallerie. In 1802 vertrok hij naar Zwitserland, waar hij den vrede tot stand bragt, en na zijne terugroeping in 1803 aanvaardde hij het bevel over het 6de armeekorps in het leger te Boulogne. Nadat hij bij de stichting van den Keizerstroon den maarschalksstaf en het grootkruis van het Legioen van Eer ontvangen had, opende hij aan het hoofd van zijn korps den veldtogt van 1805, versloeg den 9den October aartshertog Ferdinand bij Günzburg en noodzaakte den 14den door eene bestorming der schansen van Elchingen de stad Ulm om te capituléren. Napoleon I benoemde hem daarop tot hertog van Elchingen. Toen deed Ney een inval in Tyrol en bezette Innsbrück en Hall, waarna de Vrede van Presburg een einde maakte aan zijn zegetogt. In 1806 vervolgde hij na den slag bij Jena met zijne kavallerie den vlugtenden vijand, veroverde Erfurt en Magdeburg en trok vervolgens de Russen te gemoet. In 1807 streed hij dapper bij Eylau en besliste den 14den Junij de overwinning bij Friedland. Reeds in dien tijd verwierf hij den eernaam van „dapperste onder de dapperen (le brave des braves)”.
In 1808 aanvaardde hij het bevel in Spanje en handhaafde er zijn roem door eene reeks van wapenfeiten, doch zijne gestrengheid jegens het Spaansche volk belemmerde het tot stand komen van den vrede. In 1811 ontstond er verdeeldheid tusschen hem en Masséna over het plan voor den volgenden veldtogt, zoodat hij naar Frankrijk terugkeerde en in den oorlog tegen Rusland het bevel ontving over het 3de armeekorps, waarmede hij bij Smolensk en vooral aan de Moskwa dapper streed, weshalve hij den titel verkreeg van prins van de Moskwa. Bij den aftogt voerde hij bevel over de achterhoede, handhaafde met onverbiddelijke gestrengheid de krijgstucht en redde bij den overtogt over de Beresina althans de overblijfselen van het leger. In 1813 opende hij den slag bij Lützen, voerde bij Bautzen bevel over het centrum en behaalde aan het hoofd van den regter vleugel de overwinning bij Dresden. Na de nederlaag van Oudinot bij Groszbeeren ontving hij het opperbevel over de krijgsmagt, die naar Berlijn zou oprukken, maar werd den 6den September door Bülow bij Dennewitz geslagen. Aan den volkerenslag bij Leipzig nam hij den 16den October geen deel, maar verdedigde den 18den en 19den met hardnekkigheid de oostelijke voorsteden. In den veldtogt van 1814 streed hij bij Brienne, Montmirail, Craonne, Chalons sur Manie enz., maar gaf na het innemen van Parijs door de Verbondene Mogendheden, afkeerig van bloedvergieten en burgeroorlog, den Keizer den raad om afstand te doen van den troon. Lodewijk XVIII benoemde Ney tot lid van het krijgscomité en tot pair, alsmede tot bevelhebber der 6de militaire divisie.
Inmiddels ondervond hij van de overmoedige koningsgezinden menige krenking, zoodat hij zich in 1815 naar zijn landgoed Coudrot bij Chateaudun begaf. Bij de tijding van Napoleons terugkeer van het eiland Elba verzekerde hij de Bourbons nogmaals van zijne trouw en trok met 4000 man den voormaligen Keizer te gemoet. Toen hij echter te Lons le Saulnier vernam, dat de bezetting van Grenoble afvallig was geworden en dat zijne eigene manschappen tot de zijde van Napoleon neigden, ging hij met schending van zijn woord, doch meegesleept door herinneringen van vroeger den 17den Maart bij Auxerre tot hem over. Bij den aanvang van den veldtogt van 1815 belastte hij zich met het opperbevel over het 1ste en 2de korps, streed den 16den Junij bij Quatrebras tegen den prins van Oranje en voerde bij Waterloo bevel over het centrum. Na zijn terugkeer te Parijs gaf hij in de Kamer der Pairs in het belang van Frankrijk den raad, om het gezag der Bourbons te herstellen. Zelf wilde hij de wijk nemen naar Amerika, doch besloot later om zich naar Zwitserland te begeven.
Gedurende zijne vlugt verschool hij zich op het kasteel van een zijner bloedverwanten in de nabijheid van Aurillac, maar werd ontdekt en den 19den Augustus gevankelijk naar Parijs gebragt. Daar de krijgsraad, waarvoor hij teregt stond, zich onbevoegd verklaarde, bragt Richelieu het procés voor de Kamer der Pairs. Hier verklaarde eene groote meerderheid hem schuldig aan hoogverraad, zoodat hij den 7den December 1815 in den tuin van het Luxembourg werd gefusilleerd. Zijne nabestaanden ontvingen verlof om hem op het kerkhof Père la Chaise te begraven, en op de plaats, waar het vonnis werd ten uitvoer gelegd, verrees in 1853 zijn standbeeld. Zijne „Mémoires (1833, 2dln)” zijn later door zijne zonen in het licht gegeven.
Joseph Napoleon Ney, prins van de Moskwa, oudsten zoon van den voorgaande. Hij was geboren den 8sten Mei 1803, werd in 1830 adjudant van den hertog van Orleans en in 1831 pair, hoewel hij eerst in 1841 als zoodanig zitting nam, en bezocht in 1848 de democratische clubs, terwijl hij ijverig werkzaam was ten behoeve van het Bonapartismus. In 1849 werd hij lid van de Nationale Vergadering, na den staatsstreek senator en kort daarna brigade-generaal. Hij was een vriend van oude, klassieke muziek, en heeft met groote kosten eene verzameling van oude muziekstukken in het licht gegeven. Hij overleed den 25sten Julij 1857 te St. Germain bij Parijs. — Zijn jongere broeder stierf in 1854 als brigadegeneraal in de Krim, — en een nog jongere broeder was divisiegeneraal, adjudant en opperjagermeester van Napoleon lIl.