Naharro (Bartolomé de Torres), een der oudste Spaansche tooneeldichters en waarschijnlijk geboren in het laatst der 15de eeuw te Latorre bij Badajoz, trad in den geestelijken stand, werd bij eene schipbreuk gevangen genomen en naar Algiers gebragt, en kwam vervolgens te Rome, waar hij een begunstiger vond in paus Leo X. Later woonde hij te Napels, doch zijne verdere lotgevallen zijn onbekend. Zijne 8 bijspelen, die met zijne leer- en hekeldichten onder den titel: „Propaladia (1517 en later)” in het licht verschenen, mogen beschouwd worden als de eerste proeven van dramatischen arbeid in het Spaansch.
Zij zijn in 5 bedrijven (jornadas) gesplitst en in eene zuivere, vloeijende taal geschreven. Wegens de daarin voorkomende uitvallen tegen het Pauselijke Hof, werden de „Propaladia” door de Inquisitie op de verbodslijst geplaatst, en men gaf vervolgens daarvan eene uitgave, waarin de ergerniswekkende plaatsen waren weggelaten.