Nagy Sandor, een vermaard generaal uit de dagen van den Hongaarschen opstand en geboren in 1804 te Groszwardein in het comitaat Bihar, trad reeds vroeg in dienst in het Oostenrijksche leger, maar nam kort na 1840 als ritmeester zijn ontslag. In 1848 zag hij zich benoemd tot majoor en kommandant der rijdende nationale garde in het comitaat Pesth, werd weldra bevorderd tot luitenant-kolonel en onderscheidde zich door zijne dapperheid.
In 1849 nam hij als kolonel deel aan de verdere krijgsbedrijven en werd in April van dat jaar benoemd tot generaal en chef van het eerste armeekorps, aan welks hoofd hij den 21sten Mei Ofen bemagtigde, maar den 16sten Junij bij Sempta door de Oostenrijkers geslagen werd. Toen Görgei den 13den Julij Komorn verliet, trok Nagy Sandor met zijn korps met hem mede en vormde de voorhoede, doch leed bij Waitzen en 2 dagen later als achterhoede bij Felsö-Szügy aanmerkelijke verliezen. Nadat de geheele armee over de Theisz was getrokken, zond Görgei hem naar Debreczin, waar hij met zijne 7000 man gedurende 5 uren roemrijk stand hield tegenover de Russische overmagt, maar tegen den avond aftrok.
Den 9den Augustus bereikte hij met de overgeblevene troepen Arad, waar hij zich met Görgei vereenigde, doch moest er met dezen de wapens nederleggen, werd door de Russen aan de Oostenrijkers uitgeleverd, en eindigde den 6den October 1849 te Arad zijn leven aan de galg.