Murner (Thomas), een Duitsch hekelschrijver uit de dagen der Hervorming, geboren den 24sten December 1475 te Oberehenheim in den Elzas, bezocht de school der Barrevoeters te Straatsburg, trok vervolgens als reizend leerling door Frankrijk, Duitschland en Polen en was omstreeks het jaar 1499 guardiaan in het Franciscaner klooster te Straatsburg, waar hij wegens zijn schimpschrift: „Invectiva contra astrologos etc.” werd weggezonden.
Daarna vertoefde hij als openbaar leeraar te Freiburg en gaf onder den titel: „Nova Germania (1502)” een boek in het licht tegen de „Germania” van Wimpfeling. De magistraat van Straatsburg legde beslag op dat boek, hetwelk op 6 exemplaren na vernietigd werd, doch in 1874 met het werk van Wimpfeling opnieuw is uitgegeven. Murner werd in 1506 door keizer Maximiliaan als dichter gekroond, woonde bij afwisseling te Straatsburg, Bern, Freiburg en Trier, en vestigde zich in 1519, na eenig vertoef in Italië en Zwitserland, weder te Straatsburg, waar hij in 1512 zijn hekelschrift; „Die Narrenbeschwörung” in den trant van het „Narrenschiff’ van Brant ter perse legde. Dit werk werd bij herhaling gedrukt: hij geeselt in den tongval van den Elzas daarin de gebreken en dwaasheden van zijn tijd en verschoont geen enkelen stand, ook dien der geestelijken niet.
Tevens verscheen zijn „Schelmenzunft (1512)”, eene bijtende satyre op alle maatschappelijke kringen, vele malen gedrukt en ook in het Latijn vertaald onder den titel: „Nebulo nebulonum (1520)”. Populair en humoristisch is voorts zijn boek: „Die Mülle von Schwyndelsheim und Gredt Müllerin Jarzeit (1515)”. In den grooten strijd, door Luther gevoerd, schaarde hij zich eerst aan de zijde van dezen en vertaalde diens geschrift: „De captivitate babylonica”, — maar behoorde later tot de hevigste tegenstanders van den Hervormer.
Hij vertaalde de verhandeling van Hendrik VIII van Engeland: „De septem sacramentis” en verdedigde dien Vorst in zijn geschrift: „Ob der Künig usz Engelland ein Lügner sey oder der Luther (1522)”. Tevens verscheen van hem eene heftige verhandeling tegen Luther, getiteld: „Von dem groszen lutherischen Narren, wie ihn Doktor Murner beschworen hat (1522)”. De Koning van Engeland noodigde hem uit, om een bezoek te brengen aan zijn Hof, en Murner begaf zich in 1523 derwaarts. Na zijn terugkeer ontving hij van den raad te Straatsburg het bevel om zich van hatelijk twistgeschrijf te onthouden, en toen hij zich hiernaar niet wilde voegen, zag hij zich door een opstand gedwongen, de stad te verlaten (1525).
Hij nam de wijk naar Zwitserland, werd pastoor in het canton Luzern, woonde in 1526 het gesprek over de godsdienst te Baden (in Aargau) bij, maar moest in 1529 wegens zijne schotschriften uit Zwitserland vertrekken. Keurvorst Friedrich van de Pfalz verschafte hem eene wijkplaats, en Murner overleed te Heidelberg in 1537. Hij was een vaardig en geestig schrijver, maar zijne moraliteit was niet van het beste allooi en hij bezat een losbandig en avontuurlijk karakter. Ook maken wij nog melding van zijn geschrift: „Gaüchmat (1519)” of „Weide der dwazen”, waarin hij door voorbeelden aanwijst, welke middelen en kunstenarijen de vrouwen aanwenden om de mannen tot dwazen te maken.
Eindelijk vertaalde hij ook de „Aeneïs” van Virgilius, en sommigen beschouwen hem als den vervaardiger van het volksboek „Uilenspiegel”. Het aantal zijner werken bedraagt ongeveer 50.