Moratin. Onder dezen naam vermelden wij:
Nicolas Fernandez de Moratin, een verdienstelijk Spaansch dichter, geboren te Madrid den 20sten Julij 1737. Hij studeerde te Valladolid in de regten, wijdde zich voorts aan de fraaije letteren en verkreeg vervolgens een ambt aan het Hof der koningin-weduwe Elizabeth te San Ildefonzo. Later vergezelde hij haar naar Madrid, waar zijne talenten hem weldra de vriendschap bezorgden der meest beroemde schrijvers van die dagen. Hij trad in 1762 op met een blijspel, gaf in 1764 een bundel verzen in het licht en schreef daarna onderscheidene treurspelen. Weldra werd hij benoemd tot hoogleeraar in de dichtkunst. Zijn „Canto épico de las naves de Cortez destruidas (1785)” is een van de schoonste epische gedichten der Spanjaarden. Hij overleed den 11den Mei 1780.
Leandro Fernandez de Moratin, een zoon van den voorgaande en een beroemd tooneeldichter. Hij werd geboren den 10den Maart 1760 en verwierf reeds in 1779 door zijn gedicht: „La toma de Granada” en 3 jaren later door zijne „Leccion poética" het accessit der Académie. Door den invloed van Jovellanos verkreeg hij in 1786 de betrekking van secretaris bij graaf Cabarrus en vergezelde dezen naar Parijs, waar hij Goldoni leerde kennen en door dezen versterkt werd in zijn voornemen, om het Spaansch tooneel naar het voorbeeld van het Fransche te hervormen. Na zijn terugkeer in Spanje bezorgde de minister Florida Blanca hem eene praebende, die hem in staat stelde om zich bij de dramatische dichtkunst te bepalen. Zijn eerste blijspel: „El viejoy la nina (1790)" werd door het publiek met grooten bijval begroet, maar tevens door de aanhangers van den ouden vorm niet weinig doorgehaald, waarover Moratin zich wreekte in het hekelend blijspel: „La comedia nueva (1892)’'. De vredesvorst Godoy verschafte hem nu de middelen voor eene reis door Frankrijk, Engeland, Duitschland, Zwitserland en Italië, zoodat hij eerst in 1796 terugkeerde. Daarop leverde hij de blijspelen: „El baron’’, — „La mogigata" en „El si da las ninas”, van welke inzonderheid het laatste uitbundig werd toegejuicht. Na den inval der Franschen onderwierp hij zich aan de nieuwe regéring en werd door koning Joseph tot bibliothecaris benoemd.
In 1812 echter moest hij de wijk nemen en hoewel hij in 1816 de hem ontnomene inkomsten terugkreeg, zag hij zich in 1817 door nieuwe vervolgingen genoodzaakt, om te Parijs eene woonplaats te zoeken. In 1820 kwam hij weder te Madrid, doch in 1822 vestigde hij zich voor goed te Parijs en overleed aldaar den 21sten Junij 1828. Moratin was niet alleen tooneel-, maar ook lierdichter. Zijn roem heeft hij evenwel verworven door zijne drama’s, die hem tot den eersten der nieuwere Spaansche tooneeldichters verheffen. Zijne blijspelen onderscheiden zich door eene gelukkige vinding, natuurlijke ontwikkeling, juistheid van karakterteekening en levendigheid van dialoog. Ook jegens de geschiedenis van het Spaansche drama heeft hij zich verdienstelijk gemaakt door zijne „Origenes del teatro espanol”. Zijne „Obras” zijn in 1830— 1831 in 6 deelen door de Spaansche Académie in het licht gegeven.