Mohs (Friedrich), een uitstekend Duitsch delfstofkundige, geboren te Gernrode in den Harz den 29sten Januarij 1773, studeerde te Halle en op de mijnacadémie te Freiburg, begaf zich in 1802 naar Weenen, waar hij zich belastte met de beschrijving der verzameling van mineralen van den bankier von der Nüll (1804; 2de druk, 1806), deed daarop onderscheidene delfstofkundige reizen en werd in 1811 hoogleeraar in de mineralogie aan het Johanneum te Graz, ging in 1817 in die betrekking naar Freiburg en in 1826 naar Weenen, en werd hier in 1828 ook tot „Bergrath” benoemd. Hij overleed den 29sten September 1839 te Agordo bij Belluno. Hij wordt beschouwd als een der grondleggers van het natuurlijk stelsel op het gebied der delfstoffen.
Inzonderheid echter heeft hij zich verdienstelijk gemaakt als kristallograaf. Tot zijne geschriften behooren : „Verzuch einer Elementarmethode zur naturhistorischen Bestimmung und Erkenntnis der Fossilien (1813, dln 1)”, — „Die Charaktere der Klassen, Ordnungen, Geschlechten und Arten, oder Charakteristik des naturhistorischen Mineralsystems (1820, op nieuw bewerkt door Zippe, 1858)”, — „Grundrisz der Mineralogie (1822—1824, 2 dln; 2de druk, 1839)”, — en „Anfangsgründe der Naturgeschichte des Mineralreichs (1832, 2de druk, voortgezet door Zippe, 1826—1839, 2 dln).”
