Mephistópheles is de naam van den Duivel of liever van het booze beginsel in de wereldgeschiedenis, van den „alles verneinenden Geist”, vooral in den „Faust” van Göthe op eene geniale wijze voorgesteld. De oude vormen van dezen naam zijn eenigzins onzeker. In de volksboeken en de marionettenspelen vindt men Mephistópheles, Mephistóphelis en Mephistóphilis, en Shakspere schrijft in de: „Merry wives of Windsor” Mephistóphilus. Oppervlakkig zou men dien naam afleiden van het Grieksche (het licht niet beminnende), doch volgens anderen is hij afkomstig van het Hebreeuwsch en wél van mephir (verderver) en tophel (leugenaar).
Intusschen is de Mephistópheles van Göthe een geheel ander persoon dan de Duivel der volkssagen. In den oorspronkelijken „Faust” is hij een mensch van vleesch en bloed en tevens een onverbiddelijk realist, die den spot drijft met de dweeperij van Faust en den idealen droomer door zijne geestige ironie brengen wil uit de „graue Theorie” tot „des Lebens goldenen Baum”, uit de „dürre Heide” der bespiegeling naar de schoone „grüne Weide” van den levenslust. In zoover heeft men teregt opgemerkt, dat Mephistópheles eigenlijk het ander ik van Faust is, zoodat zij beiden den vollen mensch vormen, in wien twee zielen huisvesten, van welke de eene zich vastklemt aan het genot des vlugtigen levens, terwijl de andere zich met eindeloos verlangen uitstrekt naar hooger oorden. In de latere bewerking van dat oorspronkelijk plan van den „Faust” is het humoristisch beeld van Mephistópheles met metaphysische kleuren opgewerkt. Hier vertoont hij zich als: „ein Theil von jener Kraft, die stets das Böse will und stets das Gute schafft”, als „der Geist, der stets verneint”, waardoor de diepe beteekenis van het gedicht gebaat, maar de eenheid der karakterteekening geschaad werd. In het tweede gedeelte van den „Faust” wordt Mephistópheles niet zelden eene allegorie. Daarom is de rol van Mephistópheles zoo uiterst moeijelijk voor den kunstenaar.