Menabréa (Federico Luigi, graaf), een verdienstelijk Italiaansch staatsman, geboren den 4den September 1809 te Chambéry, studeerde te Turijn in de wis- en werktuigkunde, werd eerst genieofficier, toen hoogleeraar in de mechanica aan de militaire académie en aan de universiteit te Turijn, zag zich in 1848 tot lid der Kamer gekozen, waar hij zich bij het regter centrum voegde, en werd toen kapitein en bij het ministérie van Buitenlandsche Zaken geplaatst. Gedurende den oorlog van 1859 was hij generaalmajoor en chef der genie-troepen. Hij versterkte Bologna, Piacenza, Pavia enz., bestuurde de belegering van Ancona, Capua en Gaëta, en werd weldra luitenant-generaal en in 1861 minister van Marine. In 1866 onderteekende hij als Italiaansch gevolmagtigde den Vrede van Praag.
Toen Ratazzi na de tweede Fransche tusschenkomst in den Kerkelijken Staat in 1867 aftrad, omdat Italië geen oorlog kon voeren, belastte zich Menabréa als eerste minister en minister van Buitenlandsche Zaken met de hoogst ondankbare taak om zich tegen de Garibaldisten te verzetten en vernederende onderhandelingen met Frankrijk aan te knoopen. Vruchteloos beijverde hij zich, gesteund door Cambray-Digny, de geldelijke zaken van Italië te regelen, op behoorlijken voet te komen met den Heiligen Stoel en de Franschen uit den Kerkelijken Staat te verwijderen. Na de nieuwe verkiezingen van 1869 moest zijn conservatief bewind plaats maken voor het liberale kabinet Lanza. Als adjudant-generaal des Konings, als voorzitter van het comité voor artillerie en genie en als lid van den Senaat bleef hij echter ijverig en met vrucht werkzaam, waarna hij in 1876 benoemd werd tot gezant te Londen.