Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Melkweg

betekenis & definitie

Melkweg (De) is de naam van den witachtigen gordel, die bijna als een groote cirkel langs den sterrenhemel loopt en den evenaar onder een hoek van 63° snijdt. Tusschen Aldebaran en de Tweelingen kruist hij de ecliptica en loopt vervolgens door de sterrenbeelden: den Wagenman (waar Capella zich juist in den rand van den Melkweg bevindt), Perseus, Cassiopeia, Cepheus en de Zwaan, waar hij zich bij de ster Deneb in 2 armen verdeelt, van welke de noordelijke langs de Lier, door Hercules en Ophiuchus onder onzen horizon verdwijnt, terwijl de andere, van den Arend af nagenoeg evenwijdig loopend met den noordelijken arm, in den Schutter den gezigtseinder bereikt. Nabij het Zuiderkruis nadert de Melkweg het digtst tot de zuidpool en komt langs den Grooten Hond en den Eenhoorn weder in de Tweelingen.

De Melkweg is zeer ongelijk van breedte; deze bedraagt tusschen Orion en den Kleinen Hond 22° en op den eenen arm tusschen Ophiuchus en het Schild van Sobiëski slechts 3°. Ook het lichtgevend vermogen is op verschillende plaatsen van dien gordel zeer verschillend.

Volgens de Grieksch-Romeinsche fabelleer is die witte streep aan het uitspansel melk van Here (Juno), uit den mond van Heraclés (Hérculés) weggevloeid, of een overblijfsel van den brand, door Phaëton aan den hemel ontstaan. Theophrastus hield den Melkweg voor een band, die de beide halfronden bijeenhield. Na de uitvinding der verrekijkers bleek het echter, dat de Melkweg uit eene ontelbare menigte kleine sterren bestaat en dat hij de gedaante heeft van eene lens, terwijl onze zon niet ver van het midden dier schijf is geplaatst.