Marsera of marszeilsra is de naam van de tweede ra van onderen. Zij hangt boven de mars en komt te rusten op het ezelshoofd. Op driemastschepen onderscheidt men de groot- en vóórmarsera en de kruisra.
De eerste hangt vóór de groote steng, de tweede vóór de voorsteng, en de derde vóór de steng van den bezaansmast. Het tuig van de marsera bestaat uit den leider, waaraan het marszeil wordt vastgemaakt, de paarden, onder de ra hangende en bestemd voor het volk om er op te staan, terwijl zij hier en daar door springpaarden zijn opgebonden, om eene te groote bogt te vermijden, de nokpaarden, bij het reven dienende, de rakken (touwen met houten balletjes), de marsedraairepen, varende door een blok met 2 schijven op het midden van de ra, de marsevallen, waarmede de ra wordt geheschen, de toppenenden, aan de nokken der ra vastgehecht en geschikt om haar een bepaalden stand te geven, en de brassen, dienende om haar in het horizontale vlak te bewegen.
Aan de marsera is het marszeil aangeslagen in een raam van touwen {lijken). Het is vierkant, en dwars over het zeil heeft men de rifbanden om het te kunnen reven. Tot het tuig van het marszeil behooren voorts de schoten, boelyns, geitouwen, buik- en dempgordings en de poplijn.