Maracaïbo is de naam van eene golf, van een meer, van eene provincie en van hare hoofdstad aan de noordkust van Zuid-Amerika. De prachtige Golf van Maracaïbo, ook Saco de Maracaïbo en Golf de Venezuela genaamd, breidt met eene oppervlakte van 304 geogr. mijl zich uit tusschen het schiereiland Goajira (Nieuw-Granada) en het schiereiland Paragana en de provinciën Coro en Maracaïbo (Venezuéla). Door een voor zeeschepen bevaarbare kanaal — Barra de Maracaïbo — staat de Golf ten zuiden in verbinding met de Laguna de Maracaïbo, een zoetwatermeer met eene oppervlakte van 394 geogr. mijl. Dit meer zou zelfs voor oorlogsschepen bevaarbaar wezen, zoo de sterke stroom en de ondiepten in het kanaal het niet min of meer daarvoor ontoegankelijk maakten.
In dat meer verzamelen zich de wateren der Rio-Zulia met de Catatoembo, der Escalante en der Matatan, die over aanzienlijken afstand bevaarbaar zijn en in den regentijd de vlakten aan haren benedenloop overstroomen. — De provincie Maracaïbo, de meest westelijke van Venezuéla, heeft met het meer eene oppervlakte van 1360 geogr. mijl en eene bevolking van omstreeks 90000 zielen. — Aan het noordelijk uiteinde van het meer ligt er de hoofdstad Maracaïbo, gedeeltelijk aan eene baai en gedeeltelijk op een heuvel. Zij heeft over het geheel een armoedig voorkomen, maar begint zich door buitenlandschen handel meer en meer te ontwikkelen. De voornaamste openbare gebouwen zijn er eene fraaije kerk, eene kapél, een klooster en een hospitaal. Men heeft er een collége, eene zeevaartschool en eenige andere scholen. Van veel meer belang was er het voormalig collége der Jezuiëten, het eerste in Venezuéla. De haven is er volkomen veilig, maar groote schepen ondervinden er moeijelijkheden bij het binnenkomen. Het aantal inwoners bedroeg in den aanvang dezer eeuw omstreeks 20000 maar is thans tot de helft gedaald.
Zij houden zich vooral bezig met handel, scheepsbouw en scheepvaart, en het handelsverkeer strekt zich vooral uit tot de Nederlandsche, Deensche en Zweedsche West-Indische eilanden. In den laatsten tijd is ook het handelsverkeer met Europa en de Vereenigde Staten aanmerkelijk toegenomen, en de stad is eene gewigtige stapelplaats voor de provinciën Maracaïbo, Merida en Truxillo, alsmede voor de rijke gewesten van het naburig Nieuw-Granada. De voornaamste artikelen van uitvoer zijn cacao, huiden, verfhout, dividivi, copaïva-balsem en katoen. Ten noordwesten der stad vormt de Laguna di Sinamaica het schoonste meer der provincie, en aan zijne oevers bouwen de Indianen thans nog, evenals hunne vaderen, hunne woningen op palen, weshalve het land den naam van Venezuéla (Klein-Venetië) ontving. — Maracaïbo werd in 1671 door Alonzo Pacheco gesticht op de plaats, waar de ontdekker van het meer, Ambrosius Alfinger, in 1629 eenige huizen onder den naam van Nuéva-Zamora had doen verrijzen. De stad werd bij herhaling door de Indianen en later door de Filibustiërs veroverd en geplunderd. In den onafhankelijksoorlog had zij veel te lijden en werd eerst den 9den November 1823 na dappere verdediging door de Spanjaarden bij verdrag ontruimd.