Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Littrow

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij :

Joseph Johann von Littrow, een verdienstelijk sterrekundige, geboren den 13den Maart 1781 te Bischof-Teinitz in Bohemen. Hij studeerde te Praag, waar hij reeds in 1801 optrad als letterkundige en achtervolgens zich bepaalde bij de regten, de geneeskunde en de godgeleerdheid, zonder tot eene beslissende keus te komen. In 1803 werd hij onderwijzer der beide jonge graven Rénard in Silézië en wijdde zich aanvankelijk toe aan de fraaije letteren en vervolgens aan de wis- en sterrekunde. Zonder hulp van anderen bereikte hij hierin eene aanzienlijke hoogte, zoodat hij in 1807 hoogleeraar werd aan de universiteit te Krakau.

Door den oorlog verdreven, aanvaardde hij een dergelijk ambt aan de universiteit te Kasan (1810) en stichtte er eene sterrewacht. Het klimaat en andere omstandigheden dwongen hem om in 1816 de betrekking aan te nemen van mededirecteur van het observatorium te Ofen, en in 1819 zag hij zich benoemd tot directeur van de sterrewacht te Weenen. Hij verbeterde aanstonds deze verouderde inrigting, en daar hij de hoop verloor om een nieuw gebouw te bekomen, zorgde hij in 1825 door eene verbouwing van het oude voor eene doelmatige plaatsing der aangekochte instrumenten.

Zijne voorlezingen over sterrekunde, die getuigenis gaven van een ongemeen talent om wetenschappelijke zaken duidelijk en boeijend te behandelen, werden druk bezocht, en in het algemeen ontwikkelde Littrow te Weenen eene verbazende werkzaamheid. Door zijn theoretisch onderzoek bragt hij den instrumentmaker Plöszl tot het vervaardigen van dialytische verrekijkers, en in verschillende vakken van wetenschap leverde hij oorspronkelijke werken van blijvende waarde. In 1837 werd hij in den Oostenrijkschen adelstand opgenomen en overleed den 30sten November 1840.

Van zijne geschriften vermelden wij: „Die Wunder des Himmels (5de druk, 1865)”, — „Theoretische und praktische Astronomie (1822-1826, 3 dln)”, — „Höhemessungen durch Barometer (1823)”, — „Anleitung zur Berechnung der Leibrenten und Witwenpensionen (1820)”, — „Ueber Lebensversicherungen (1832)”, — „Gnomonik (2de druk, 1838)”, — „Atlas des gestirnten Himmels (2de druk, 1854)”, — en „Handbuch der vorzüglichsten Münzen, Masze und Gewichte (3de druk, 1865)”.

Karl von Littrow, oudste zoon van den voorgaande, geboren te Kasan den 28sten Julij 1811. Hij werd in 1831 adjunct van zijn vader en volgde hem in 1842 op als directeur van de sterrewacht te Weenen, nadat hij zich reeds door onderscheidene verdienstelijke geschriften had bekend gemaakt. Hij werkte mede aan het: „Physikalisches Wörterbuch” van Oehler, en de: „Annalen der wiener Sternwarte” werden vooral onder zijne redactie hoogst belangrijk. Met Struve zag hij zich geroepen tot beoordeeling van de trigonometrische aansluiting van Rusland aan Oostenrijk (1847), terwijl hij in 1862-1865 ijverig deel nam aan de Europésche graadmeting, door den luitenant-generaal Bayer ontworpen. Talrijke opstellen plaatste hij in tijdschriften, alsmede in de „Sitzungsberichten” en „Denkschriften” der Académie te Weenen.

Onder anderen is men aan hem eene nieuwe methode verschuldigd ter bepaling van de lengte op zee, terwijl hij in de laatste jaren met Weisz eene bewerking heeft geleverd van de meteorologische waarnemingen aan de sterrewacht te Weenen sedert 1755.

— Zijn zoon Otto von Littrow, geboren den 14den Februarij 1843 en overleden den 7den November 1864, had op jeugdigen leeftijd reeds roem verworven door zijne werken over spectraal-toestellen en heliostaten.

— Een broeder van Karl, kapitein bij de Oostenrijksche marine en Heinrich von Littrow geheeten, werd geboren den 26sten Januarij 1820 en heeft zich bekend gemaakt als dichter en als vervaardiger van onderscheidene geschriften, die op de zeevaart betrekking hebben, zooals: „Handbuch der Seemanschaft (1859)”.

< >