Lidewy (De Heilige) of Liduena, wegens hare wonderen vermaard, werd geboren te Schiedam den 13den Maart 1380. Van haar 15de jaar af was zjj volgens de overlevering door velerlei ziekten bezocht, zoodat de gedwongene rust haar tot godsdienstige bespiegelingen noopte. Zij was niet alleen lam aan de ééne zijde, maar ook opgevuld met wormen, leed aan koortsen en graveel en aan afzigteljjke zweeren, en gebruikte in 26 jaren, behalve de h. hostie, geenerlei spjjs. Al die kwalen verdroeg zij met het grootste geduld, en zij werd begiftigd met de gave der profetie.
Dikwjjls reisde zjj in zinsverbjjstering door het paradjjs en verrigtte — zooals het verhaal zegt — vele wonderen bij haar leven en na baren dood. Zij overleed in 1433 en werd in de St. Janskerk begraven. Een praalgraf, ter harer eer verrezen, is door de beeldstormers vernield. Hare zaligspreking had plaats in 1606, en reeds vroeger bezochten talrijke bedevaartgangers hare rustplaats. In 1615 werd haar stoffelijk overschot door Aïbertus, aartshertog van Oostenrijk, naar Brussel overgebragt, en een gedeelte daarvan in 1616 door aartshertogin Isabella naar Gent gezonden, waar de pest heerschte, welke na die toezending verdween. In 1723 of 1724 werden eenige beenderen van lAdewy, te Bergen aanwezig, door 2 pastoors der Bisschoppelijke Clerezy met groote plegtigheid naar Schiedam overgebragt.