Lenclos (Anne), gewoonlijk Ninon de Lenclos geheeten, eene algemeen bekende Fransche vrouw, geboren te Parijs den 15den Mei 1616 uit een adellijk geslacht, verloor reeds vroeg hare ouders en was op 15-jarigen ouderdom meesteres van hare daden. Zij had zelve voor hare opvoeding gezorgd, vooral door het lezen der geschriften van Montaigne, bezat veel smaak en geestigheid, danste sierlijk en onderscheidde zich door haar gezang en klavierspel, zoodat zij weldra omringd was door een drom van aanbidders. Intusschen nam Ninon het besluit om geene andere boeijen te dragen dan die van schrander overleg. Zij koos een minnaar volgens haar smaak en liet hem varen, wanneer hij haar niet langer beviel.
Men vermeldt, dat de cardinaal de Richelieu eerst haar gunst genoot; op hem volgden Coligny, Villarceaux, de markies de Sévigné, de Condé, de hertog de Larochefoucault, de maarschalk d’Albret, de maarschalk d'Estrées, d’Effiat, Gourville, Lachâtre en, toen zij reeds een gevorderden leeftijd had bereikt, de abbés Gédoyn en Châteauneuf. Daar zij van hare minnaars geene geschenken aannam en hun alleen om zinnelijke beweegredenen hun afscheid gaf, bleven alle voormalige gunstelingen tot haren vriendenkring behooren. Voor ’t overige gedroeg zij zich met waardigheid en welwillendheid. Om zonder zorgen te kunnen leven, kocht zij voor haar geheele vermogen eene jaarlijksche lijfrente van 8tot 10000 livres. Bij voortduring bleef hare woning het vereenigingspunt van aanzienlijke en talentvolle personen, terwijl jongelieden zich derwaarts begaven als naar eene leerschool van smaak en goeden omgang. Geleerden en dichters kwamen haar dikwijls raadplegen: Scarron kwam haar zijne romans voorlezen, Saint-Evremont zijne gedichten, Molière zijne blijspelen, Fontenelle zijne zamenspraken en Larochefoucault zijne wijsgeerige bespiegelingen.
Toen Christina, koningin van Zweden, na het nederleggen harer kroon Parijs bezocht, wilde zij slechts 2 bezoeken afleggen, namelijk bij Ninon en bij de Académie. Hoewel Ninon bekend was wegens hare wispelturigheid en ongodsdienstigheid, dongen achtbare vrouwen naar haren omgang en naar hare vriendschap. Zij had het leven geschonken aan 2 zonen; de één Laboissière genaamd, overleed in 1732 als ambtenaar bij de marine te Toulon, en men verhaalt, dat de ander, zonder Ninon als zijne moeder te kennen op haar verliefd, bij het vernemen der waarheid zich doorstak. Ninon overleed den 17den October 1706. Aan den jeugdigen Voltaire had zij 2000 livres gelegateerd tot aankoop van boeken. Men meent, dat zij de schrijfster is van: „La coquette vengée (1649)” en van onderscheidene brieven, in de werken van Saint-Evremont opgenomen.