Leendertz Wz (Pieter), een verdienstelijk Nederlandsch taal- en letterkundige, geboren te Amsterdam den 7den November 1817, bezocht het gymnasium en vervolgens het seminarium der Doopsgezinden aldaar, terwijl hij tevens de letterkundige lessen der hoogleeraren van het Athenaeum bijwoonde. Reeds in die dagen onderscheidde hij zich door degelijke studie, terwijl zijne verzen, in den studentenalmanak opgenomen, getuigenis gaven van zjjn dichterlijken aanleg. Doordrongen van den geest der klassieken en ijverig tegenstander der romantische school, vestigde hij al spoedig zijne aandacht op de schrijvers uit het gouden tijdperk onzer letterkunde. Inzonderheid Hooft werd zijn lievelingsschrijver, en met het bestudéren van het handschrift van dezen, op de stedelijke bibliotheek van Amsterdam voorhanden, heeft hij zich eene lange reeks van jaren bezig gehouden.
In 1840 tot proponent bevorderd, werd hij weldra predikant te Woudsend, in 1856 aan den Ilp en in 1864 te Medemblik, alwaar hij bij voortduring werkzaam is. Behalve artikels in „de Gids”, de „Vaderlandsche Letteroefeningen”, den „Volksalmanak der Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen” vooral in den „Navorscher”, waarvan hij sedert 1855 met anderen, sedert 1861 alleen redacteur is enz., leverde hij uitgaven van: „Willem van Hillegaersberch, Van den Sacramente van Amsterdam (1845)”,— „Dirc Potter, Der Minnen Loep (1845—1846, 2 dln)”, — en „Gedichten van P. C. Hooft (1871—1874, 2 dln)”. In dit laatste werk zijn de gedichten naar tijdsorde gerangschikt en van een groot aantal belangrijke aanteekeningen voorzien. Trouwens dit boek, een der rijpste vruchten onzer hedendaagsche letterkunde , wordt als gezaghebbend aangehaald.