Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Lafitte

betekenis & definitie

Lafitte (Jacques), een Fransch staatsman en bankier, geboren den 24sten October 1767 te Bayonne van geringe ouders, kwam op 20-jarigen leeftijd in dienst van den rijken bankier Perregaux, die hem in 1805 tot opvolger in zijne zaak benoemde. Door schranderheid en vlijt verwierf hij een groot vermogen en bezorgde aan zijn bankiershuis een roemrijken naam. De regéring benoemde hem in 1809 tot regent der Bank van Frankrijk, — voorts tot lid der handelsregtbank en tot voorzitter der Kamer van Koophandel. In 1814 verhief het Voorloopig Bewind hem tot gouverneur der Bank.

Om in den geldelijken nood van den Staat in die dagen te voorzien, stelde hij eene nationale inteekening voor en beloofde als eerste inschrijver eene aanzienlijke som, maar vond geene navolgers. Toen Napoleon van Elba terugkeerde, gaf Lodewijk XVIII hem 5 millioen in bewaring, en na den slag bij Waterloo vertrouwde ook Napoleon hem eenige millioenen toe, welke hij ter beschikking van den Keizer hield, hoewel het Hof er begeerig de handen naar uitstrekte. Om bij den terugtogt van het leger achter de Loire een aanval op de kas der Bank te voorkomen, gaf Lafitte aan den Minister van Finantiën 2 millioen francs uit eigen middelen. Reeds gedurende de Honderd Dagen had hij zitting genomen in de Kamer van Afgevaardigden, en na de tweede Restauratie werd hij nogmaals gekozen. Hij behoorde er tot de oppositie, kwam in verzet tegen de staatkundige drijvers en hield over financiële aangelegenheden merkwaardige redevoeringen. Bij de verkiezingen van 1817 werd hij in alle 20 kiesdistricten van Parijs tegelijk gekozen. Het Hof, over den tegenstand van Lafitte in de Kamer verbitterd, benoemde in 1819 den hertog van Gaëta tot gouverneur der Bank, maar verhief in 1822 Lafitte tot regent dier instelling. Nadat deze zich een tegenstander verklaard had van de tusschenkomst in Spanje, ondersteunde hij het ministérie Villèle bij de reductie der rente en verloor hierdoor zijne populariteit.

In zijne: „Reflexions sur la réduction de la rente et sur l’état du crédit (1824)”, zocht hij echter dien maatregel voor te stellen als noodzakelijk voor den Staat en voor het volk. Toen in 1827 laatstvermeld ministérie zeer gedaald was in de achting des volks, eischte hij, dat de ministers in staat van beschuldiging zouden gesteld worden. Reeds toen voorzag hij den val der oudere Bourbons, zoodat hij het oog vestigde op den hertog van Orleans, en toen eindelijk de Julijomwenteling uitbarstte, werd zijn huis de verzamelplaats van alle invloedrijke mannen, die deze beweging ondersteunden, terwijl Lafitte de vereischte geldmiddelen beschikbaar stelde, om de omwenteling door te zetten. Overtuigd, dat de republikeinsche regéringsvorm niets dan ellende zou brengen aan Frankrijk, wekte hij den hertog van Orleans op, om gebruik te maken van de gelegenheid. Den 30sten Julij werd de Hertog, op voorstel van Lafitte, tot luitenant-generaal des Rijks benoemd. Terwijl voorts op het stadhuis onder de leiding van Lafayette over eene nieuwe, vrijzinnige staatsregeling beraadslaagd werd, bewoog Lafitte den Hertog om het programma der Julij-revolutie te erkennen, en hierdoor was het lot van Frankrijk beslist. De Julijtroon strekte echter haren stichter ten verderve; Lafitte verloor zijn vermogen, zijn invloed en zijne populariteit. Te midden der gevaren, die het jeugdige Vorstenhuis bedreigden, werd hij lid van het ministérie en kwam hier in botsing met de Doctrinairen.

Den 3den November 1830 belastte de Koning hem met de vorming van een nieuw kabinet, hetwelk echter wegens zijn conservatieven geest eérlang den steun der linkerzijde en alzoo dien der meerderheid verloor. Teleurgesteld in zijne verwachtingen door de listen evaren, en zijn reeds geschokt crediet ging daardoor geheel en lagen der partijen, legde hij den 13den Maart 1831 zijne portefeuille neder, en Périer kwam aan het hoofd der zaken. Ook werd hij door de omstandigheden tot zulk een besluit gedwongen. Als lid van het ministérie had hij zijne bankierszaak laten varen, en zijn reeds geschokt crediet ging daardoor geheel en al te gronde. Door schuldeischers geplaagd, door het Hof vergeten en verlaten, zag hij zich genoodzaakt zijne goederen te vervreemden om een tekort van 50 millioen te dekken. Door eene nationale inteekening bleef hij bezitter van zijn hôtel te Parijs.

In 1831 werd hij door laatstgenoemde stad wederom afgevaardigd naar de Kamer en voerde hier eene scherpe oppositie. Zijne verijdelde verwachtingen bragten hem in de gelederen der Republikeinen, zoodat hij zijn mandaat niet onafgebroken behield. Op de puinhoopen van zijn vermogen stichtte hij voorts eene discontokas, die hem in staat stelde om den aanleg van een spoorweg van Parijs naar Rouen te bevorderen. Hoe verder voorts de regering en de Kamers afweken van de beginselen der Julij-revolutie, des te krachtiger verhief hij zijne stem. Tot groote ergernis der regering koos de Kamer in 1843 hem tot voorzitter, doch Lafitte overleed reeds den 26sten Mei 1844, eene dochter nalatende, die in de dagen van zijn rijkdom en grootheid gehuwd was met den zoon van maarschalk Ney.

< >