Kropgezwel (struma) noemt men eene zwelling van de vóór het strottenhoofd gelegene schildklier. Het ontstaat door omzetting van den inhoud der kliercellen in colloïdzelfstandigheid (s. glandulosa) of door overmatigen bloedrijkdom met vaatuitzettingen (s. vasculosa). De verschijnselen, door een kropgezwel veroorzaakt, zijn afhankelijk van de drukking van zoodanig gezwel op de halsslagaders, halsaders, de luchtpijp en den slokdarm, en vertoonen zich derhalve als opstijging van bloed naar het hoofd, als bloedarmoede in de hersenen, als belemmerde ademhaling en als eene bemoeijelijking van het slikken, terwijl daarbij geene pijn of stoornis in den algemeenen gezondheidstoestand wordt waargenomen. Zelden ontstaat in de gezwollen schildklier eene levensgevaarlijke ontsteking.
Het kropgezwel ontwikkelt zich langzaam en bereikt in enkele gevallen den omvang van 2 manshoofden. Doorgaans wordt het echter zoo groot, dat hals en kin eene regte lijn vormen en blijft daarna ongeveer in dien staat. In ons land is een kropgezwel eene groote zeldzaamheid, terwijl daarentegen in Duitschland, Zwitserland, Rusland en Noord-Amerika streken zijn, waar inwoners zonder zoodanig gezwel tot de zeldzaamheden behooren. Doorgaans vindt men hen in diepe dalen, waar een felle zonnegloed de wateren, die er van de omringende bergen stroomen, in groote hoeveelheid doet verdampen, zoodat men er in een zoelen, vochtigen dampkring verkeert. Veelal kan men het kropgezwel in den aanvang met goed gevolg bestrijden door verplaatsing van den lijder en door aanwending van iodium.