Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Kooten

betekenis & definitie

Kooten (Theodorus van), een verdienstelijk Latijnsch dichter, geboren te Leeuwarden den 22sten October 1749, studeerde te Franeker in de letteren, zag zich achtereenvolgens als rector geplaatst te Kampen en te Middelburg en aanvaardde daarna het hoogleeraarsambt in zijne voormalige studiestad. Wegens staatkundige bemoeijingen met Valckenaer en anderen tegen het Stadhouderlijk Bewind zag hij zich van zijn ambt ontzet en nam met laatstgenoemde de wijk naar Frankrijk. In 1795 teruggekeerd, was hij korten tijd agent van nationale opvoeding en vergenoegde zich daarna met de ondergeschikte betrekking van gezantschaps-secretaris bij Valckenaer, toen deze zich in 1799 ten tweeden male als gezant naar Spanje begaf. Na zijne terugkomst vertoefde van Kooten steeds ten huize van dien geleerde, namelijk op het landgoed te Bijweg bij Bennebroek en overleed aldaar den 1sten Februarij 1813.

Als Latijnsch dichter werd hij door Peerlkamp, Hoeufft, Collot d’Escury enz. zeer geprezen. Men vindt zijne verzen in zijn bundel: „Deliciae poeticae, fasciculi VII (1792—1805)”, terwijl hij ook een „Carmen saeculare in natalem ducentesimum. Academiae Frisiae quae est Franequerae (1785)” in het licht gaf.

< >