Knuyt (Johan de), een Nederlandsch staatsman, geboren te Middelburg den 6den Maart 1587, werd aldaar burgemeester in 1612 en zag zich in 1616 gecommitteerd in de generaliteitsrekenkamer te ’s Gravenhage.
Hij bleef in het bezit van dit ambt, toen Frederik Hendrik hem tot raad benoemde. Jegens dezen vorst maakte hij zich zeer verdienstelijk door in 1630 het prinsdom Oranje te redden uit de magt van den verraderlijken gouverneur Valkenburg, die het aan Frankrijk wilde toevoegen. De Prins schonk hem tot belooning een jaargeld van 2000 gulden en verhief hem tot zijn vertegenwoordiger als eerste edele van Zeeland. Als zoodanig nam hij deel aan belangrijke zendingen. In 1634 ging hij met den raadpensionaris Adriaan Pauw naar Frankrijk om er den Koning tot het verbreken van het verbond met Spanje te bewegen, — en in 1638 nogmaals om den Koning met zijne moeder, Maria dei Medici, te verzoenen.
In 1646 was hij een der gemagtigden tot den vredehandel te Münster. Hier zorgde hij voor de belangen des Vaderlands en tevens voor die van den prins van Oranje, aan wien hij aanzienlijke voordeelen deed toekennen. Na het overlijden van Frederik Hendrik behield de Knuyt zijne betrekking als eerste edele van Zeeland voor prins Willem II, doch toen deze vorst overleed, waren de Staten van Zeeland niet geneigd hem in die betrekking verder toe te laten. Hij ontving zijn ontslag in 1654, nadat men met zijne verantwoording omtrent den Münsterschen vredehandel genoegen had genomen, en overleed den 17den December van datzelfde jaar. Door zijn huwelijk met Carolina Tenys was hij heer van de beide Vosmeeren, en door aankoop heer van Weelde en Ravels. Ook had hij van Lodewijk XIII de orde van St. Michiel ontvangen. De gevoelens over de Knuyt zijn verschillend, doch zijne bekwaamheid en zijne trouw aan het Huis van Oranje boven allen twijfel verheven.