Knebel (Karl Ludwig von), een ongemeen ontwikkeld en beschaafd man, en als zoodanig in het laatst der voorgaande eeuw het sieraad van den uitgelezen kring, welke zich aan het Hof te Weimar vereenigde, was afkomstig uit een oud Nederlandsch geslacht, hetwelk wegens geloofsvervolgingen in de 16de eeuw naar elders was getrokken, en werd geboren den 30sten November 1744 te Wallenstein in Franken.
Hij ontving eene uitstekende opvoeding, studeerde te Halle in de regten, doch begaf zich weldra naar Potsdam, waar hij als officier bij het regiment van den Kroonprins van Pruissen werd geplaatst. Gedurende zijn diensttijd verkeerde hij veel met Ramler, Gleim, Mendelssohn, Nicolaï en andere uitstekende mannen. Na verloop van 10 jaren nam hij echter zijn ontslag, begaf zich naar het Hof te Weimar, waar hij met onderscheiding bejegend werd, en aanvaardde er de betrekking van gouverneur van prins Konstantijn. In 1774 vergezelde hij den Erfprins en diens broeder naar Parijs, waar het hem echter weinig beviel. Na zijn terugkeer en na den vroegtpdigen dood van zijn kweekeling ontving hij den rang van majoor met een pensioen.
Eerst op gevorderden leeftijd trad hij in het huwelijk en vestigde zich uit lust in de studie der delfstofkunde te Ilmenau. Toen zijne kinderen grooter werden, ging hij echter naar Jena, en overleed aldaar den 23sten Februarij 1834. Hij leverde: „Sammlung kleiner Gedichte (1815)”, — „Distichen (1827)”, — uitstekende vertalingen der „Elegieën” van Propertius (1798) en van „De rerum natura” van Lucretius (1821, 2 dln, 2de druk 1831) — en eene vertaling van het treurspel „Saul (1829)” van Alfieri, terwijl zijn „Literarischer Nachlasz und Briefwechsel” door Vavnhage von Ense en Mundt, en zijn „Briefwechsel mit Göthe” door Guhrauer is uitgegeven.