Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Klotz

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Christian Adolf Klotz, een Duitsch geleerde, vooral bekend door zijne letterkundige twisten met Burmann en Lessing. Hij werd geboren den 13den November 1738 te Bischofswerda in de Lausitz, oefende zich op de scholen te Görlitz en Meiszen grondig in de oude talen, studeerde te Leipzig en te Jena, werd in 1762 buitengewoon, in 1764 gewoon hoogleeraar in de wijsbegeerte te Göttingen, en ging het volgend jaar als professor in de welsprekendheid naar Halle, waar Frederik de Groote, die hem hooge achting toedroeg, hem den titel verleende van geheimraad. Hij overleed echter reeds den 31sten December 1771. Hij leverde een bundel Latijnsche gedichten (1766), — eene uitgave van „Tyrtaeus (1744)” en van de „Ars poetica (1766)”, — „Vindiciae Horatianae (1764)”, — „Lectiones Venusinae (1770)”, — „Vom Nutzen geschnittener Steine (1768)”, — „Opuscula varii argumenti (1767)” — „Opuscula philologica et oratoria (1772)”, — „Genius saeculi (1760)”, — „Somnium (1761)”, — „Ridicula literaria (1762)”, — „De libris auctoribus suis fatalibus (1761)”, — „Bibliothek der elenden Scribenten (1768—1771, 7 dln)”, — terwijl hij voorts „Acta literaria (1764—1773, 7 dln)” uitgaf. Hij was een man van veelomvattende geleerdheid, doch werd door Lessing in de „Briefen antiquarischen Inhalts” heftig bestreden.

Matthias Klotz, een verdienstelijk portret- en landschapschilder. Hij werd geboren te Straatsburg in 1748, oefende zich aldaar onder de leiding van Haldenwang, en vestigde zich voorts te Stuttgart en daarna te Manheim, waar hij als portretschilder grooten roem verwierf. De vaardigheid, waarmede hij aan zijne portretten een landschap tot achtergrond wüst te geven, bragt hem tot het decoratieschilderen, zoodat hij in 1775 benoemd werd tot hofschouw burgschilder te Manheim. Na eene reis door de Nederlanden en Duitschland werd hij in 1778 als decoratieschilder naar München beroepen, waar hij in 1821 overleed. Hij schreef eene „Farbenlehre (1816)”, en zijne drie zonen Kaspar, Simon en Joseph verwierven desgelijks als schilders een goeden naam. De eerste muntte uit als miniatuurschilder, — de tweede werd hoogleeraar in de theorie der beeldende kunsten aan de universiteit te Landshut, — en de derde zag zich benoemd tot opvolger zijns vaders te München.

Reinhold Klotz, een verdienstelijk letterkundige. Hij werd geboren den 13den Maart 1807 te Stolberg in het Saksische Erzgebergte, studeerde te Leipzig in de wijsbegeerte, vestigde er zich als privaatdocent, werd er in 1832 buitengewoon hoogleeraar, in 1834 adjunct der directie van het philologisch seminarium, en in 1849 gewoon hoogleeraar. Hij overleed den 10den Augustus 1870 op een landgoed nabij Leipzig. Hij leverde uitgaven van den „Gallus (1831)” van Lucianus, — van de „Opera omnia (1831—1834, 4 dln)” van Clemens Alexandrinus, — van de „Phoenissae (1842)” en van de „Medea (1842)” van Eurípides, — voorts: „Epistola critica ad God. Hermannum (1840)”, — eene bewerking van: „Liber de Graecae linguae particulis (1835—1842)” van Devarius, — alsmede uitgaven van den „Cato major (1831)” van Cicero, — van den „Laelius” van denzelfden, — en eene revisie van den tekst van al de geschriften van Cicero ten behoeve van de uitgave van Teubner. Ook schreef hij verklaringen der werken van Terentius en Catullus, — een „Handbuch der lat. Literaturgeschichte (1846)”, — en een „Handwörterbuch der lat. Sprache (1853—1857; 4de druk 1866)”.