Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Karaat

betekenis & definitie

Karaat is de naam van de fraaije roode zaden van den karobenboom (Ceratonia siliqua), in Abessinië karat geheeten en in de goudlanden van Afrika van ouds tot het wegen van stofgoud in gebruik; — dientengevolge is dat woord in het Nederlandsch de naam van een gewigt, dat op 2 verschillende wijzen gebruikt wordt: — vooreerst tot het wegen van diamanten, paarlen en andere edelgesteenten, en in de tweede plaats tot het bepalen van het gehalte van goud. Voor het eerste geval werd een mark Trooisch gewigt (½ pond Trooisch) in vroegeren tijd op 1200 karaten gerekend en één karaat op 4 greinen, zoodat het Nederlandsch pond ongeveer 4875 karaten bevat. In het tweede geval heeft het karaat eene geheel andere beteekenis; het duidt hier alleen eene verhouding aan.

Men verdeelt het mark fijn goud in 24 karaten, en ieder karaat in 12 greinen. Goud van 24 karaat is volkomen zuiver. Is het voor 1/3de of 1/4 met ander metaal vermengd, dan heeft men goud van 16 of 18 karaat.

< >