Kapiteel noemt men het bovenste deel van het middenste groote hoofddeel eener zuil; het is geplaatst op de schacht van deze en vormt een steun voor de architraaf van het bovenste groote hoofddeel (entablement). Zijn vorm is voor elke bouworde verschillend: bij de Toscaansche bestaat het uit een plat dekstuk (abacus), waaronder zich een kwartrond met een plat bandje bevindt, vervolgens een hals of plat vierkant, en daaronder het astragaal, bestaande uit halfrond en gordel, —bij de Grieksch-Dorische uit een kwartrond, vervolgens uit 4 bandjes, terwijl het van de kolomschacht afgesneden is door eene verdieping, — bij de Romeinsch-Dorische uit een lijst of plat bandje op een ojief, waaronder zich een dekstuk bevindt, daarna een kwartrond met lijstjes en voorts een hals, terwijl het kapiteel gescheiden is van de zuil door een astragaal, bestaande uit een halfrond met gordel, — bij de Ionische uit eene dekplaat (abacus), bestaande uit een bandje met een ojief, waaronder de voluten geplaatst zijn en waartusschen zich eene eijerlijst bevindt met een halfrond en vierkant bandje er onder. Ook vindt men bij deze kapiteelen wel eens onder de voluten een hals, die door een astragaal van de schacht gescheiden en met palmetten versierd is.
Het Corinthisch kapiteel is gekroond door een abacus, bestaande uit een kwartrond, waaronder eene lijst en het front van den abacus geplaatst zijn. Dit front wordt gesteund door eene vaas van acanthusbladeren, waaruit de krullen of voluten schijnen voort te komen. De Romeinsche orde eindelijk heeft een kapiteel, hetwelk veel overeenkomst heeft met dat der Corinthische; de krullen ontspringen echter daarbij als van achter de eijerlijst.