Jonston (Johannes), een verdienstelijk natuurkundige, geboren in 1603 te Sambter in Posen, studeerde te Beuthen in Silezië, te Thom in Pruissisch Polen en te St. Andrew in Schotland. Daarna werd hij huisonderwijzer in zijn vaderland, bezocht verschillende hoogescholen in Duitschland, Holland en Engeland, legde zich vooral toe op de natuur- en geneeskunde, deed met jongelieden, aan zijne zorg toevertrouwd, groote reizen, en toefde ook te Leiden, waar hij den graad van doctor verwierf (1632).
Curatoren dezer hoogeschool verlangden , dat hij aldaar het hoogleeraarsambt in de geneeskunde zou aanvaarden, doch Jonston wees dit aanbod van de hand en kocht een landgoed bij Liegnitz in Silezië, waar hij zijne dagen aan de studie wijdde. Hij overleed den 8sten Junij 1675. Van zijne geschriften vermelden wij: „Thaumatographia naturalis in decem classes divisa etc. (1632)”, — „Histoire naturelle des animeax (4 dln)”, — „Notitia regni vegetabilis seu plantarum a veteribus observatarum etc. (1661)”, — en „Dendrographia sive historia naturalis dearboribus et fruticibus etc. (1662; 2de druk 1768)”.