Irtisj (De), eene aanzienlijke rivier van Oost-Sibérië, ontspringt op het Chinésche gebied der Dsongarije aan het oostelijk uiteinde van het Altaï-gebergte, stroomt in eene noordwestelijke rigting door het Dsaisan-meer, baant langs eene woeste kloof een weg door het Altaï-gebergte, bereikt bij Oestkamenogorsk de uitgestrekte steppen van Sibérië (links die der Kirghizen, regts die van Baraba), en stort beneden Tobolsk bij Samorowo met eene breedte van 1400 Ned. el zich uit in de Obi. Zij is met hare zonderlinge krommingen 260 tot 280 geogr. mijl lang en omvat vele eilanden. Hare oevers zijn bij Semipalatinsk heuvelachtig en boschrijk, van hier tot Omsk vlak en in de omstreken van Tobolsk droog en bewoond.
Zij wordt druk bevaren, en bevat veel visch. Hare voornaamste zijrivieren zijn aan den regter oever: de Boechtarma, de Om en de Tara, — aan den linker oever de Isjim, de Tobol en de Konda.