Irokézen is de naam eener groep van weleer talrijke en magtige Indiaansche stammen. Men splitst hen in eene grootere noordelijke en in eene kleinere zuidelijke afdeeling. De eerste wordt wederom gesplitst in eene oostelijke en westelijke onderafdeeling. Tot de oostelijke behooren de Vijf natiën of de eigenlijke Irokézen, — tot de westelijke de Wyandots (Huronen) en de Attionandarons.
De eigenlijke Irokézen, bestaande uit de Mohawks, Oneidas, Onondagas, Cayugas en Senecas, hadden hunne woonplaatsen ten zuiden van de St. Laurens-rivier en van het Ontariomeer en breidden zich uit van de Hudson tot aan de bovenste takken der Alleghany en tot aan het Erie-meer. Het staatkundig verbond, door hen gevormd, was reeds vóór de komst der Europeanen zeer magtig en leefde steeds in bloedigen oorlog met naburige stammen. De Irokézen waren in den strijd veel meer bedreven dan de Algonkin-Lenapen, alsmede in het vervaardigen van wapens, in den landbouw enz. Na de komst der Europeanen vermeerderde hun gezag doordien zij de vuurwapenen leerden gebruiken en ijverig deelnamen aan de oorlogen tusschen de Franschen en Engelschen daar te lande. Men meent intusschen, dat het aantal hunner strijders niet grooter was dan 5- of 6000. Nadat hunne nakomelingen uit het gebied der Vereenigde Staten naar het westen waren overgebragt, bleven slechts weinige Irokézen in Canada achter; zij verkeeren er aan de oevers der groote meren. In het begin der voorgaande eeuw werden de Tuscaroraj als zesde stam bij de voorgaande 5 gevoegd. Zij waren na rampspoedige oorlogen met de bewoners van Carolina uit dat land vertrokken, waar zij te voren met andere stammen de magtige groep der zuidelijke Irokézen vormden.