Internationale of Internationale Werkliedenvereniging (International Working Men’s Association) is de naam van een geheim, in verschillende rijken vertakt werkliedengenootschap, hetwelk voorgeeft het lot van den arbeidenden stand te verbeteren, maar eigenlijk ten doel heeft, de ruwe en onbeschaafde proletariërs tot heerschende klasse te verheffen en allen bijzonderen eigendom ten behoeve van hen, die niets bezitten, verbeurd te verklaren. Het oogmerk dezer vereeniging blijkt het duidelijkst uit de woorden, door hare stichters verkondigd: „Vóór 1789 hadden wij de regéring der aristocratie, daarna die der burgerij, — thans is het tijd dat de arbeidende klassen de leiding der openbare zaken in handen nemen.” Het is niet mogelijk, het tijdstip der stichting van de Internationale of de namen van hare grondleggers met juistheid te vermelden. Vrij zeker evenwel is zij ontstaan in Februarij 1848, — althans van dien tijd af heeft zij zich tot hare hedendaagsche gedaante ontwikkeld, en wel onder den indruk der overtuiging, waartoe in Frankrijk de aanvoerders van het communismus, socialismus, en ultrarepublikanismus na de verijdeling der Junij-revolutie van 1848 gekomen waren, namelijk dat het, om op de bestaande staatsmagten de verovering te behalen, volstrekt noodig was, over eene behoorlijk voorbereide strijdkracht te kunnen beschikken. Hieruit blijkt, dat de Internationale de vrucht is van den Franschen omwentelingsgeest.
Zij ontleende hare denkbeelden aan de werken van socialistische en communistische schrijvers, zooals Louis Blanc, Proudhon enz., terwijl zij handelend optrad op aansporing van mannen als Blanqui, Delescluze, Pyat, Tridon, Fribourg, Folain enz. Reeds dadelijk na den door Cavaignac gedempten opstand (Junij 1848) besloten de toenmalige leiders van het socialismus tot de organisatie van een strijdbaar leger van proletariërs en zochten hiertoe geld bijeen te brengen door eene vereeniging van werklieden. Weldra werden te Parijs en in andere groote steden van Frankrijk, alsmede in de belangrijkste middelpunten van nijverheid, onder voorwendsel, dat men in concurrentie wilde treden met het kapitaal, ondersteuningskassen gesticht, en deze verschaften eerlang zulke aanzienlijke sommen, dat de regéring bevreesd begon te worden. De Nationale Vergadering te Parijs hing dan ook in Junij 1849 haar zegel aan een wetsontwerp, waarbij niet alleen alle coöperatieve vereenigingen, maar ook alle onderlinge ondersteuningskassen verboden werden. Deze wet werd nog verzwaard door een besluit van den Prins-president van Maart 1851. Het Keizerrijk, uit den staatsstreek van 1851 geboren, betoonde zich echter veel toegevender jegens de werkliedenvereenigingen en socialistische bemoeiingen, want het behoorde onder de staatkunde van Napoleon III, met alle politieke partijen op vriendschappelijken voet te leven en de eene met de andere in bedwang te houden.
Zoo ontwikkelden zich, ongemoeid door de Keizerlijke policie, de Socialistische en Communistische partijen in Frankrijk tot een aanzienlijken omvang, vooral te Parijs. Toen voorts in 1862 de tweede wereldtentoonstelling te Londen geopend werd, zond Napoleon III op kosten der regéring een aantal werklieden derwaarts om zich met de Engelsche arbeidersklassen te verbroederen. De socialisten maakten van deze omstandigheid gebruik en zonden 2 volksmenners uit de school van Blanqui — de leermeester zelf bevond zich in de gevangenis —, namelijk Folain en Eccarius, als afgevaardigden naar Engelands hoofdstad, teneinde er de Fransche arbeiders met staatkundige vlugtelingen en maatschappij beroerdere uit alle landen in aanraking te brengen. Gedurende een groot banket in Freemason’s Tavern werden ook maatregelen genomen tot eene duurzame gemeenschap van de Engelsche werkliedenvereenigingen en de Fransche afgevaardigden, — in één woord, men legde er de grondslagen voor eene internationale verbinding, en toen de beide afgevaardigden te Parijs terugkeerden, konden zij aan hunne partij mededeelen, dat een nieuw genootschap tot stand gekomen was, hetwelk eerlang eene groote maatschappelijke omwenteling veroorzaken zou. In den loop van 2 jaren ontwikkelde zich die vlugtige en gebrekkige overeenkomst tot het plan voor een groot genootschap, hetwelk alle beschaafde landen der aarde omvatten zou. Het werd in eene bijeenkomst, die den 28sten September 1864 in St. Martin’s-Hall te Londen plaats had en waaraan 3 Duitschers, onder welke Karl Marx, 2 Zwitsers, 5 Belgen, 7 Franschen, 4 Engelschen, één Spanjaard, één Ier, één Hongaar, één Italiaan en één Rus deel namen, behoorlijk vastgesteld, waarna de Engelschman Odger tot president en Cremer en Wheeler tot secretarissen werden gekozen. Van die gebeurtenis werd berigt gegeven aan de Fransche socialisten onder toezending van het vastgestelde grondreglement.
Nu werd eene zamenkomst belegd van de Parijsche broeders, om in 't geheim het uit Londen ontvangen document in behandeling te nemen en hunne vereeniging op den aangewezen voet in te rigten. Dit geschiedde, en Folain, Fribourg en Limousin zagen zich benoemd tot correspondérende secretarissen van de Fransche afdeeling der Internationale, wier zetel verplaatst werd naar no 44 Rue du Granvilliers. In het volgende jaar (1865) zou een congrès te Brussel worden gehouden, doch men zag er later van af. De beginselen van het genootschap, namelijk openbare godloochening, afschaffing van alle erfelijke regten, het vervangen van het geloof door de wetenschap en van de goddelijke wet door de menschelijke, de afschaffing van het huwelijk, of, zooals de stichters verklaarden: „Regt op den arbeid ons beginsel, — organisatie van den arbeid ons middel, — eene maatschappelijke omwenteling ons doel”, werden in de volgende 3 jaren op congressen te Genève, Lausanne en Brussel verkondigd. De Fransche voorstanders dier vereeniging zochten hunne landswet tegen dergelijke genootschappen te ontduiken door het hoofdbestuur te Londen te vestigen, waardoor zij voor Frankrijk een buitenlandsch genootschap was.
Eerst bleef de Fransche regéring kalm bij het woelen der Socialisten, doch weldra gevoelde zij de noodzakelijkheid, om de vereeniging aan zich te verbinden of haar te onderdrukken. De minister Rouher stond toe, dat de manifesten der Vereeniging vrijelijk zouden worden uitgevaardigd, indien zij de staatkunde des Keizers ondersteunde. Het Comité, bewust van hare kracht, gaf een afwijzend antwoord, waarop een drietal vervolgingen plaats greep, vooral in 1868 en in Mei 1870. De uitslag daarvan was een vonnis tot ontbinding der Internationale in Frankrijk en tot gevangenzetting van onderscheidene leden. Voorts genoot de Internationale in den aanvang de gunst en aanbeveling van vele uitstekende schrijvers en staathuishoudkundigen, die aan de goede bedoelingen harer leiders geloofden. De geschiedschrijver Martin bijv. vermeldde met geestdrift de onderlinge verbroedering der werklieden, en Jules Simon, later minister van Onderwijs, behoorde tot de leden van het genootschap.
De Internationale is naar het beginsel der centralisatie ingerigt. Het Besturend Comité, gesteund door een Algemeenen Raad van 30 leden, heeft zijn zetel te Holborn in Londen. Het eerste stond langen tijd vooral onder den invloed van den Duitscher Karl Marx, die er door zijne groote talenten den eersten rang bekleedde. De laatste vormde met een voorzitter {Hermann Jung), een penningmeester (John Weston), een secretaris voor de financiën (John Harris) en een secretaris-generaal (John Harris) de uitvoerende magt der Vereeniging. Deze is hoofdzakelijk in de volgende afdeelingen gesplitst: De Engelsche (sedert 1871 met een eigen bestuur), — de Amerikaansche, — de Fransche, — de Belgische, — de Italiaansche,— de Duitsche (met Zwitserland), — de Spaansche, en de Nederlandsche.
De Internationale is zeer naauwgezet in het opnemen van leden. Een candidaat moet in de eerste plaats de aanbeveling hebben van een bepaald lid; hierop ontvangt hij voorloopig eene kaart, en eerst na verloop van een half jaar, wanneer hij in dien tijd zich het vertrouwen van het genootschap waardig gemaakt en zijne contributie behoorlijk betaald heeft, ontvangt hij een diploma van lidmaatschap, waarop de statuten der Internationale vermeld zijn. Door onderteekening dier statuten neemt hij de verpligting op zich, om aan de voorschriften der vereeniging te gehoorzamen. Het aantal leden in Europa wordt begroot op 21/2 millioen; van deze bevinden zich bijna 2 millioen in Engeland en Frankrijk.
De Internationale openbaarde het eerst hare hoogst gevaarlijke magt bij hare deelneming aan den opstand te Parijs op den 18den Maart 1871 en door haren invloed op de Commune aldaar. Zij was toen in staat om alle revolutionaire elementen bijeen te brengen en aan hare staatkundige bedoelingen dienstbaar te maken. Schoon haar toeleg eene dwaasheid is, ligt daarin een groot gevaar, omdat de Internationale, ter bereiking van haar oogmerk, zich beroept op de hebzucht van eene groote onwetende en onbeschaafde massa. Na den val der Commune te Parijs heeft zij echter vele ijverige voorstanders door den dood of in de gevangenis verloren. Daarenboven hebben na de gruwelen van dien opstand de staatkundigrevolutionairen zich van haar afgewend, terwijl ook de Fenians, verontwaardigd door den priestermoord, niet langer tot hare bondgenooten behooren.
Niettemin heeft zij nog merkwaardige manifesten uitgevaardigd. Het eerste, te Pinksteren van 1871, behelst eene regtvaardiging van de daden der Commune en eene oproeping aan alle werklieden om zich aan haar aan te sluiten, — en een tweede, verschenen te Genève in den herfst van dat jaar, eischt toewijzing der voordeelen, door den arbeid verkregen, aan de werklieden, vaststelling bij de wet van een normalen werkdag, stichting van eene staatsbank tot het verschaffen van geld aan coöperatieve werkliedenvereenigingen, en het invoeren van enkel directe belastingen naar evenredigheid van inkomsten en bezittingen. Later heeft de Internationale een congrès gehouden in ons Vaderland te ’s Hage, doch met geen ander gevolg, dan dat men zich weinig ingenomen toonde met de personen, die er zich vereenigden, en met de door hen verkondigde beginselen. In het algemeen mag men het er voor houden, dat de werklieden bij toenemende ontwikkeling te verstandig zullen wezen, om zich door zelfzuchtige woelgeesten te laten verleiden tot eene omkeering der maatschappelijke orde, welke hun eigen verderf berokkent.