Humann (Jean Georges), een verdienstelijk Fransch staatsman, geboren te Straatsburg den 6den Augustus 1781, legde zich toe op den handel en deed goede zaken. In 1820 afgevaardigd naar de Kamer van Gedeputeerden, bemoeide hij zich vooral met aangelegenheden van financiëelen aard, en verzette zich ook in 1823, als aanhanger der Doctrinairen, tegen het verleenen van crediet ten behoeve eener expeditie naar Spanje. In de zitting van 1829 was hij rapporteur omtrent de begrooting voor 1830. De degelijkheid, waarmede hij zijne taak volbragt, en de welsprekendheid, waarmede hij de belangen des volks tegenover de eischen van het Hof verdedigde, bezorgden hem eene ongemeene populariteit en waren vervolgens oorzaken zijner verheffing.
In het volgende jaar behoorde hij tot de 221 afgevaardigden, die het beruchte adrès tegen het ministérie Polignac aannamen. Terstond na de Julij-omwenteling zag hij zich weder tot afgevaardigde gekozen en daarna benoemd tot lid der commissie voor de herziening der grondwet. Toen in 1832 Soult met de Doctrinairen aan het hoofd der zaken kwam, belastte zich Humann met de portefeuille van Financiën en verbeterde door belangrijke hervormingen de huishouding van den Staat. In April 1833 bragt hij de eerste regelmatige begrooting ter tafel. Oneenigheid met Soult, die voor Oorlog ongehoorde sommen vorderde, bespoedigden de aftreding van dezen krijgsman in Julij 1834. Humann bleef — met eene korte tusschenpoos — aan het hoofd der Financiën tot in 1836.
Hij was tot de overtuiging gekomen, dat eene verlaging der rente onvermijdelijk was voor het evenwigt van inkomsten en uitgaven, en verklaarde zulks onverbloemd bij het indienen der begrooting over 1837. Daardoor echter wekte hij het misnoegen van zijne ambtgenooten en vooral van den Koning, weshalve hp zijne portefeuille nederlegde, doch lid bleef van de Kamer, welke zijn gevoelen deelde. Nu ondersteunde hij met al de kracht zijner degelijke kermis het voorstel van rentereductie, door den afgevaardigde Gouin ingediend, en had de voldoening, dat het Kabinet de vlag moest strijken. In 1837 nam hij zitting in de Kamer der Pairs, en ook hier liet hij zich over geldelijke zaken met nadruk hooren. Na het aftreden van Thiers in 1840 werd hij in het ministérie Guizot op nieuw met de portefeuille van Financiën belast, doch overleed reeds den 25sten April 1842.