Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Hoven

betekenis & definitie

Hoven. Onder dezen naam vermelden wij:

Aegidius van den Hoven, een Nederlandsch dichter, die vooral voor het tooneel werkte. Hij leefde in den aanvang der 18de eeuw en schreef: „Sabinus, treurspel (1702)”, — „De verwarde minnaars, blijspel (1704)”, — „De student stalknecht, kluchtspel (1700)”, — De gelukte vermomming, kluchtspel (1701)”, — en „Lof der muziek, kamerspel (1699)”.

Jan van Hoven, omstreeks 1721 directeur van een troep tooneelspelers te ’s Hage en tevens een vruchtbaar dichter. Hij leverde: „Leedige uren (1720)”, — „De treurende Theems hersteld, treurspel (1714)", — „De gelukte list op Driekoningenavond, kluchtspel (1715)", — „Schilderij van de Haagsche kermis (1715)”, — „Voorspel op Agamemnon, koning van mycene (1711)”, —„Don Quichots verlossing uit Siërra Morena, blijspel (1721)”, —„(met J. van Rijndorp) De hellevaert van doctor Joan Faustus, treurspel (1731)”, — „Kloris en Roosje”, — „Krispijn soldaat, koopman en advocaat", — „Lof der tabak (1733)”, —„Zes lierzangen van Horatius Flaccus”, — en „Dichtschets van den huyse des heeren Fagels enz. (1744)”.

Johan Daniël van Koven, een beoefenaar der godgeleerdheid en geschiedenis. Hij werd geboren te Hanau den 20sten Augustus 1705, studeerde te Marburg en te Utrecht, werd in 1728 hoogleeraar in de welsprekendheid en geschiedenis aan het gymnasium te Lingen, in 1739 consistoriaalraad, en in 1753 hoogleeraar te Kampen, waar hij in 1793 overleed. Hij heeft eene reeks van Latijnsche en Hoogduitsche werken in het licht gezonden, van welke wij slechts zullen noemen: „Specimen historiae analijticae, exhibens res in republica Hebraeorum a condito mundo usque ad Christum natum gestas (1732; 2de druk 1734)”, — „Verisimilia sacra et profana etc. (dl 1—3, 1732—8734; dl 1—6, 1742; 2de druk 1751)”, — „Historiae ecclesiasticae pragmaticae specimen (dl 1 —3, 1747—1752)”, — „Vereinigung der Vernunft mit dem Glauben durch die Liebe u. s. w. (1753)”, — „Antiquitates evangelicae (1768)”, — „Antiquitates Romanae (1759)”,— „Otia litteraria ad Isalam etc. (3 stukken 1763, 1764)”, — en „Campensia, specilegia critico-antiquaria (lste en 2de stuk, 1766)”.

< >